58
wezen moet ik allereerst van twee steden spreken, waarover ik U
ook het vorige jaar heb moeten onderhouden. Over Haarlem n.l. en
over Delft.
In Haarlem is de toestand stilzwijgend gebleven zooals hij was.
at is dus voorloopig gunstig. De heer Knappert is zijn functie als
archivaris blijven uitoefenen en van het rampzalige plan het archief
en de gemeente-bibliotheek onder één hoofd te stellen - onmogelijke
en verderfelijke toestand voor minstens een dier beide instellingen -
is gelukkig niets gekomen. Toch zal het zaak zijn te blijven opletten
want het archiefverslag over 1934 vermeldt, dat de heer Knappert
eervol is ontslagen met ingang van een nader door Burgemeester
en Wethouders te bepalen datum. Deze datum nu werd vastgesteld
op 1 November 1934, waarbij Burgemeester en Wethouders als hun
wensch te kennen gaven, dat de heer Knappert zijn betrekking van
archivaris na dien datum „tot wederopzegging nog eenigen tijd" zou
blijven vervullen. Dat is dus wel een zeer onzekere toestand en voor
een meer blijvende is ingetreden kunnen wij niet gerust zijn.
Te Delft namen de zaken een uit archiefoogpunt minder gunstigen
loop. In November, toen ons ter oore was gekomen, dat Mejuffrouw
Yperlaan weldra haar archiefpost zou verlaten, zonden wij aan het
Gemeentebestuur een adres om te verzoeken het archief onder een
archivaris in het bezit van een le klasse archiefdiploma te stellen
en juist was in de najaarsvergadering van het Bestuur besloten, dat
Uw voorzitter door persoonlijk bezoek bij den Burgemeester dit
adres zou gaan ondersteunen, toen plotseling de benoeming afkwam,
met van een archivaris maar wederom van een wetenschappelijk
assistent met 2e klasse diploma. Hierdoor is de onbevredigende, sinds
den dood van Bouricius te Delft bestaande toestand, naar te vreezen
valt, wederom voor vele jaren bestendigd. Wel heeft, nu de zaak
eenmaal zoo liep, het feit dat Mej. P. Beydals voor benoeming was
uitgezocht ons verheugd, want natuurlijk gunnen wij haar deze be
noeming volgaarne en wij weten, dat het Delftsche archief in hare
handen veilig is. Maar toch kan deze, van persoonlijke overwegingen,
vrij te houden kwestie ons verder slechts met teleurstelling vervullen,'
Het belangrijke Delftsche archief behoort naar onze meening nu'
eenmaal onder een volledig bevoegden archivaris te staan. En aan
het feit, dat het geborgen blijft in een niet voldoende veilig, immers
eveneens als woonhuis gebruikt, gebouw heeft natuurlijk ook de
benoeming van Mej. Beydals niets veranderd.
Onder de Gemeente-archivarissen had eenige mutatie plaats.
Op 1 januari verliet Dr. Wiersum wegens het bereiken van den
leeftijdsgrens het Rotterdamsche archief, waaraan hij meer dan 30
59
jaren verbonden was. Hij werd bij die gelegenheid zoowel op een
receptie met hartelijke woorden als aan een maaltijd met kostelijke
spijzen gehuldigd. Bij beide gelegenheden mocht ik tegenwoordig
zijn en ik heb op de receptie getracht uit Uw aller naam uiting te
geven aan de gevoelens van vriendschap, die wij vakgenooten voor
den gehuldigde koesteren. Zal het scheiden van het gemeentearchief
den heer Wiersum allicht niet gemakkelijk zijn gevallen, het zal hem
verzoet zijn door zijn benoeming tot officier in de Orde van Oranje-
Nassau en tot archivaris van het Hoogheemraadschap Schieland. Door
het laatste blijft hij ook ambtelijk een der onzen. Met beide benoe
mingen wenschen wij hem van harte geluk.
Tot Gemeente-archivaris van Rotterdam werd de adjunct-archivaris
Mr. H. C. Hazewinkel benoemd, naar wien onze gelukwenschen even
zeer uitgaan.
Ook te Maastricht had een wisseling van archivarissen plaats.
De heer L.. Blonden, die sinds 1 September 1926 het archivarisambt
bekleedde, trad op I Maart, eveneens wegens het bereiken van den
65-jarigen leeftijd af. Zijn plaats werd ingenomen door Dr. A. H.
M. C. Kessen, die voorloopig als waarnemend archivaris werd benoemd.
Dat in de plaats van den heer Adriaanse te Hulst een nieuwe
archivaris is benoemd is mij niet ter oore gekomen. Wel echter
verkreeg Veere een gemeente-archivaris door de benoeming van
Mr. L. E. de Brakke, ambtenaar bij de provinciale archiefinspectie,
zij het ook, „buiten bezwaar der gemeente-kas Het getal der
onbezoldigde archivarissen is hierdoor weer met een vermeerderd.
Dit verschijnsel heeft stellig zijn bedenkelijke zijden, al moet men
er zich eenerzijds in verheugen, dat verscheidene belangrijke archieven
zoo tenminste onder deskundig beheer komen.
Tenslotte moet ik U nog een oogenblik bezig houden met het
weinige dat over de lotgevallen onzer Vereeniging is te vermelden.
Onze financiën hebben het Bestuur gedwongen de gestie in
verband met het Nederlandsch Archievenblad ernstig te bezien. Wij
zijn gedwongen geweest den omvang naar wij hopen tijdelijk
tot drie afleveringen van samen 12 vel druks per jaar te beperken.
Tevens is een verandering gebracht in de wijze van redigeeren
doordat aan den Redacteur met zijn volledige instemming een com
missie is ter zijde gesteld, die hem zooveel mogelijk met raad en
daad in zijn moeilijke taak tracht bij te staan. In deze Commissie
heeft het Bestuur benoemd Dr. H. P. CosTER, speciaal om het con
tact met den Groningschen drukker van ons orgaan te vergemak
kelijken, Jhr. Mr. D. P. M. Graswinckel en den voorzitter als zoodanig.
De laatst verschenen aflevering is reeds door deze aangename