40 burg, maar ook in zijn latere leven tegelijkertijd een man van de praktijk kon zijn, daarvan is wel een ongezocht bewijs, dat een blad als De Haagsche Post in de bekende rubriek: „Hier in Holland" in het nr. van 2 November 1935 eenige waardeerende woorden aan den grooten doode uit onzen kring wijdde, met als slot deze uitspraak: „Hij heeft zich groote verdiensten verworven jegens de wetenschap, en diensvolgens ook jegens zijn volk. Hem zij daarvoor van groote dankbaarheid getuigd." Op het terrein van het archiefwezen, en wel een zeer speciaal gebied daarvan, komen wij weder met het korte herdenkingswoord van den Heer D. S. van Zuiden in het Nieuw Israëlietisch Weekblad van 1 November 1935. Prof. Fruin's verdiensten voor het tot stand komen van de Verordening voor de Joodsche kerkelijke archieven worden daarin met warmte herdacht. Tot hiertoe de dag- en weekbladen. In andere periodieken ver schenen tot heden twee stukken over Prof. Fruin. In het December nummer van De Neder/andsche Leeuw heeft collega Van Rheineck Leyssius de verdiensten van den overledene voor de genealogische en heraldische wetenschap in het algemeen en het Koninklijk Neder- landsch Genootschap voor Geslacht en Wapenkunde in het bijzonder geëerd, en daaraan ook een hartelijk persoonlijk woord toegevoegd. Het andere stuk is verschenen in de eerste aflevering van 1936 van het Tijdschrift voor Geschiedenis. In dat stuk heeft steller dezes getracht te schetsen hetgeen de historische wetenschap aan den archivaris Fruin heeft te danken. De archivaris Fruin, maar toch ook weder de historicus. Terecht zijn in De Groene Amsterdammer van 2 November 1935 de beeldte- nissen van Pirenne en Fruin naast elkaar afgedrukt, van laatstge noemde wel niet een beeldtenis, die voor ons het meest spreekt, maar dan toch uit den tijd, dat Pirenne's beroemde werk voor het eerst verscheen. En schreef niet onlangs niemand minder dan Prof. Huizinga over „de twee vermaarde historici, die prof. Robert Fruin heeten", merkwaardigerwijze juist in zijn voor de Koninklijke Academie van Wetenschappen gehouden voordrachtBurg en kerspel in Walcheren, een studie, die Prof. Huizinga nooit had kunnen vol tooien zonder het prachtige voorwerk, in dezen juist door den archi varis-historicus Fruin en op diens instigatie door den toenmaligen archivaris van Vlissingen Ds. P. K. Dommisse verricht! Thans nog een enkel woord over Prof. Fruin's uitvaart. Ook hier over behelzen de groote bladen van den avond van Dinsdag 29 41 en den morgen van Woensdag 30 October 1935 uitvoerige gegevens. In het bijzonder willen wij er hier nog eens aan herinneren, dat onder de schare, die dien somberen, gelukkig ter rechter ure toch nog eeniger- mate lichten herfstdag op de bekende Algemeene Begraafplaats van 's-Gravenhage was vereenigd, in de eerste plaats vertegenwoordigers van ons vak werden opgemerkt, die daartoe opzettelijk uit ons geheele land waren samengekomen Zooals bekend, hield op uitdrukkelijk verlangen van den over ledene, Dr. N. (apikse de grafrede. Het is ons een voorrecht, dat wij, door den Spreker welwillend daartoe in staat gesteld, deze rede hier zooal niet woordelijk dan toch in substantie kunnen doen volgen: „Prof. Fruin heeft den schriftelijken wensch nagelaten, dat ik als eenig spreker op deze plaats het woord zou voeren, om zijn weten schappelijk werk te herdenken. Ik voldoe aan dezen vereerenden wensch gaarne, omdat ik voor de persoon en het werk van Fruin, die onafscheidelijk bij elkander behooren, groote waardeering, veel bewondering heb. Ik zal zoo kort mogelijk zijn. Want dit houdt Fruin's wensch ook in, en juist dit gedeelte ervan karakteriseert zoo ten eenen male zijn geheele persoon, die van kortheid en promptheid hield, dat men er zich van zelf naar zou schikken, al was 't niet uitgesproken. Als dat van zijn oom en naamgenoot is het leven van Robert Fruin 11 er een geweest van stug en taai volgehouden werkzaamheid, gewijd aan archiefwezen en historie-beoefening, waartoe zijn krachtig gestel hem in staat stelde. Maar ik moet op dit beeld direct de retouche aanbrengen, dat Fruin ook was een man, die hield van gezellig maatschappelijk verkeer, (waarbij hij zeer geestig kon zijn), die sterk meeleefde met de gebeurtenissen om hem heen, in de politieke vooral, in Nederland zoowel als daarbuiten. Zijn wetenschappelijk werk is bovenal op het archiefwezen gericht. Zijn ordenende, systematiseerende denkwijze moest zich als van zelf tot archiefwerk aangetrokken gevoelen. Hij behoefde dit niet te leeren, hij was er van nature begaafd voor. Fruin heeft 't groote geluk gehad zich na zijn Leidschen tijd, waar hij juridische en historische studiën bedreven had, in zijn ambtelijke loopbaan haast uitsluitend aan archief-werkzaamheid te kunnen wijden; hij maakte bovendien die carrière, waarop hij krachtens zijn prestatiën volle aanspraken kon doen gelden. De archief-depots van Utrecht, van Middelburg vooral dit en dat van het Algemeen Rijks-Archief dragen en zullen blijven dragen de diepe sporen van Fruin's archiefwerkzaamheid in engeren zin. Reeds toen was hij sterk betrokken in de besprekingen tot verdere, Zie thans nader de reeds genoemde door Dr. MOLL bewerkte bibliografie.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1936 | | pagina 27