196 Brugsche Vrije. Het bestuur van het land zelf zetelde in het Heeren huis te Torhout, dat van het ambacht en eenige heerlijkheden te Lichtervelde. Andere ondergeschikte heerlijkheden bezaten ieder een eigen bestuur, maar hingen af van denzelfden heer en hadden den zelfden rentmeester. Aan het hoofd der appendante heerlijkheden van het Vrije, dus ook van het Land van Wijnendale, stond een schepencollege. In twijfelachtige strafzaken moest dit een hoofdvonnis halen bij het college van het Vrije, dat ook als hof van appèl diende in civiele gedingen. De onderdeelen van eene appendante heerlijkheid stonden tot het college ervan in dezelfde verhouding als dat college tot den magistraat van het Vrije. De schepenbank van Wijnendale telde zes leden uit Torhout, drie uit Werken, twee uit Noord-Over, een uit Gits-Lichtervelde en een uit Ruddervoorde-Zwevezele. De burgemeester werd gekozen uit de afgevaardigden van Torhout. Op de algemeene vergaderingen evenwel (b.v. tot het afhooren van de algemeene rekening) waren alle onderdeelen vertegenwoordigd. Het leenhof van het Kasteel van Wijnendale was ondergeschikt aan het leenhof van den Burg van Brugge. Vele heerlijkheden, die afhingen van het Kasteel van Wijnendale, hadden op hun beurt weder achterleenen. Reeds vroeger was een groot deel der archiefstukken van Wijnen dale, berustend in het Staatsarchief te Brugge, beschreven. Zij zijn thans bijeengevoegd, met uitzondering van de rekeningen, beschreven door E. van den Büssche in zijn Inventaire des Archives du Franc de Bruges, 1881, 1884. Deze rekeningen zijn in het groote fonds der registers gelaten maar zij werden in den inventaris van Wijnendale opnieuw beschreven, met verwijzing naar de oude nummers. Aanwijzingen omtrent de oude ordening der stukken werden niet gevonden. De bewerker was dus vrij en volgde deze indeeling1 de charters, II het leenhof, lil generaliteit van het Land van Wijnendale, onderverdeeld in bestuur en rechtsmacht, IV plaatselijk bestuur van de onderdeelen, V stukken, afkomstig van leden der familie Moke, erfelijke griffiers van Wijnendale, welke stukken niet tot het archief behooren, VI het ambacht (Kortemark) en de ondergeschikte heerlijk heden (Ogierlande, Kringen en Hagebroek, met de parochie Gits, de heerlijkheden Pausschen en Vijverschen, de heerlijkheid Wijkhuize, de heerlijkheid Edewalle, de heerlijkheid Markhove de heerlijkheid Peere boom), VII de vereenigde heerlijkheden Beveren en Onlede. Dit overzicht geeft slechts de hoofdzaken weer. Uit de volledige inhoudstafel achter het werk blijkt hoe buitengewoon ingewikkeld de indeeling van Wijnendale was. De bewerker verdient een warm com pliment voor de wijze, waarop hij het gecompliceerde fonds heeft 197 weten te ordenen. Maar noode mist men bij de bovenschriften der talrijke afdeelingen en onderafdeelingen korte historische noten, die het geworden-zijn verklaren. De inleiding geeft enkele inlichtingen. Op blz. 10 teekent de bewerker aan, dat de parochie Gits en de heerlijkheden Ogierlande, Kringen en Hagebroek denzelfden griffier hadden en dat hunne besturen in hetzelfde gebouw vergaderden, zoodat het niet mogelijk was de archiefstukken van die besturen volledig te scheiden. Maar ten opzichte van andere verhoudingen, samenvoegingen en splitsingen doen zich allerlei vragen op, die in den inventaris geheel of ten deele onbeantwoord blijven. Niettemin behooren wij den Heer De Smet zeer dankbaar te zijn. Zijn werk biedt ons den sleutel tot de bestudeering der instellingen van een belangrijk gebied, behoorend tot het immer aantrekkelijke Vrije van Brugge. A. Meerkamp van Embden. Het is alweer eenigen tijd geleden, dat onze archiefwereld verrast werd met de verschijning van het Handboek der Chronologie van de hand van professer Fruin, den docent in dit vak aan de voormalige archiefschool. Verrast zeg ik, want wie zich de gebruike lijke mededeelingen op de algemeene vergaderingen onzer vereeniging, dat de commissie diligent werd verklaard, herinnert, zal door de hardnekkigheid, waarmede gedurende een lange reeks van jaren dit punt telkens weer werd afgehandeld, wellicht eenigszins sceptisch hebben gestaan tegenover de uiteindelijke verschijning van het werk. In de inleiding tot het thans verschenen handboek heeft de schrijver - als ik het wel heb, sinds geruimen tijd te vereenzelvigen met boven genoemde commissie' het dan ook nuttig geoordeeld, over de wijze van de tot stand koming het een en ander mede te deelen. Uit den aard der zaak is het werk van uitzonderlijke beteekenis voor den Nederlandschen archivist. Toch stel ik mij voor, dat ook lieden buiten onzen beperkten kring zich er toe aangetrokken zullen voelen, om iets te vernemen over het tot stand komen van onzen kalender, in het bijzonder over de begrippen maanjaar en zonnejaar, welke van zoo overwegenden invloed zijn geweest op onze tijd rekening, Op eenvoudige en duidelijke wijze deelt de schrijver hier over het noodige mede en geeft voorts een verklaring van de be teekenis der week. Vooral met het oog hierop zou het zelfs zeer wenschelijk zijn, dat in breeden kring van de uiteenzettingen van professor Fruin werd kennis genomen, in het bijzonder door diegenen, die de week als onderdeel van het jaar willen maken en daarmede Prof. Mr. R. Fruin. Handboek der Chronologie, Alphen aan den Rijn, N. Samsom N.V., 1934.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1935 | | pagina 24