178 Dat ze daar berustten, was geen toeval, immers een Kon. Besluit van 8 Juni 1829 bepaalt in artikel 5, dat de „charters" der vrede gerechten zouden blijven berusten onder de gemeentebesturen, waarbij zij krachtens het arrêté van 28 Brumaire An VI (18 November 1797) jaarlijks moesten worden gedeponeerd. Dat er groote kans bestaat dat bovendien latere rechterlijke stukken in grooten getale in gemeentelijke archiefdepóts zijn terecht gekomen, bewijst Eind hoven, waar in het jaar 1857 het geheele archief van het kanton gerecht door den griffier ten gemeentehuize werd gedeponeerd, waaraan ieder volgend jaar, tot het jaar 1878 toe, de akten en audiëntiebladen, zoowel de gezegelde als de ongezegelde, van het afgeloopen jaar werden toegevoegd. Ook aan niet-rechterlijke archieven van Rijksadministraties ver- leenen de gemeentelijke archiefbewaarplaatsen thans nog steeds onderdak. Zoo trof ik in meerdere gemeentehuizen in Noordbrabant kohieren aan, afkomstig van Ontvangers der Rijks Directe Belastingen, o.a. in Berkel-Enschot over de jaren 1812-1840, in Ginneken en Bavel over de jaren 1815—1843 en in St. Oedenrode over de jaren 1811—1842. Een tweetal processenverbaal van overdracht, bij een gedeelte dezer archiefstukken behoorende en uit het jaar 1827 datee- rende, bracht mij op 't spoor van Provinciaalblad no. 39 d.d. 15 Maart 1827 C no. 1, waarbij de Gouverneur van Noord-Braband bepaalt: „dat de kohieren zoo der grondlasten, als van het patentregt en „het personeelna derzelver definitieve aanzuivering, be- „hooren te worden gedeponeerd en bewaard ter Secretarye des „Plaatselijken Bestuurs". Om met een voorbeeld van recenten datum te eindigen.' De archieven der, ingevolge Kon. Besluit van 14 De cember 1933 Stbl. no. 687 met ingang van 18 Januari 1934 opgeheven. Gezondheidscommissies werden ingevolge aanschrijvingen van den Minister van Sociale Zaken d.d. 21 Februari en 28 Maart 1934 nos. 336 en 505 H afd. Volksgezondheid overgedragen aan de Gemeente besturen, waar de Commissies haar zetel hadden. Zoo wachten nog talrijke archieven van Rijksadministraties in gemeentelijke archiefbewaarplaatsen op de komst van nieuwe Konink lijke Besluiten, welke hen zullen voeren naar een beter leven binnen de, hen voor vernietiging door brand en ambtelijke willekeur vrij warende, muren der Rijksarchiefdepóts. Immers was vóór de vestiging der Rijksarchiefdepóts in de Provincies de onderbrenging van rijks archieven in gemeentehuizen, als vaak eenig mogelijke, de aan gewezen wijze van opberging, sedert dien is een zoodanige plaatsing nog slechts gemotiveerd, indien ze voor beperkten tijdsduur geldt, n.l. het tijdsbestek waarin veelvuldige behoefte tot raadpleging van 179 het archief in de naastbije omgeving der administratie, welke het vormde, mag worden verwacht. A. R. M. MOMMERS. Een onverwachte belangrijke aanwinst voor het Rijksarchief in Zeeland. Uit de bladen, en ook uit de Mededeelingen van het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (1935, afl. 3) zal den meesten onzer lezers ai wel reeds bekend zijn, dat onlangs bij het herstellen van een muur in het gedeelte der gebouwen van de voor malige Abdij te Middelburg, dat dienst doet als woning van den Commissaris der Koningin in de provincie Zeeland, in een holte oude documenteneenige reepjes perkament en een aantal papieren zijn ontdekt, welke door de goede zorgen van den Commissaris Jhr. Mr. J. W. Quarles van Ufford en den Districtsbouwkundige den Heer C. Barentsen ontkomen zijn aan vernietiging. Mr. Meerkamp van Embden verschafte ons op ons verzoek nadere gegevens hieromtrent waaraan wij het volgende ontleenen. De reepjes perkament en het best bewaarde stuk papier bevatten slechts aanteekeningen over pachten. Doch de overige papieren fragmenten lieten zich samenvoegen tot twee documenten, die een zelfde strekking hebben en toch ongelijk van waarde zijn. Zij moeten blijkens de vele doorhalingen worden beschouwd als concepten, welke bij gelegenheid zouden worden veranderd in officieele oor konden. In de eene erkent en bevestigt de uit de geschiedenis van het Utrechtsche schisma in de 15de eeuw bekende Zweder van Kuilen burg, bisschop van Utrecht, die ten slotte in 1432 voor zijn tegen stander Rudolf van Diepholt moest wijken, een bul, aan de Abdij geschonken door paus Bonifacius. Bedoeld zal wel zijn Bonifacius IX, van wien het Abdij-archief een prachtig geconserveerde bul d.d. 26 Augustus 1401 bewaart. Deze bul kan intusschen niet bedoeld zijn, wel daarentegen een andere bul van denzelfden dag, waarbij de Paus de Abdij losmaakt van alle jurisdictie door den (suffragaan) bisschop van Utrecht en den aartsbisschop van Keulen. Het andere concept is nog merkwaardiger. Niet Zweder alleen bevestigt daarin de pauselijke bul, maar naast hem doet dat Prosper de Columpna, prepositus (proost) Hier valt meer dan vijf eeuwen een onverwacht licht op een persoonlijkheid, die nog nimmer genoemd is in verband met het Utrechtsche schisma. Pposper de Columpna of Prospero Colonna was een neef van Odo Colonna, die als paus Martinus V tot zijn

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1935 | | pagina 15