176 Hugo dan do Comedie werd geschonken en dat door de Bibliothègue Nationale werd opgeeischt, daar Hugo bij testament aan laatst genoemde instelling al zijn manuscripten had vermaakt met de bepaling* dat de Comédie er het „vruchtgebruik" van mocht hebben. Voorts vindt men er de oorspronkelijke uitgaven van het geheele repertoire der Comédie: Molière, Racine, Corneille, enz. Manuscripten van Molière bezit het archief niet, doch wel een prachtige collectie brieven van alle groote kunstenaars, die zijn opgetreden sedert de fusie van de troepen van Bourgogne en Guénëgaud, waaruit de Comédie Frangaise ontstond. Ook vindt men er een register, waarin van dag tot dag de namen der opgevoerde stukken en de namen der spelers benevens de bedragen der recettes zijn genoteerd. Stapels dossiers, dikke stoffige boekwerken en een menigte foto's leggen beslag op elk hoekje. Het Theatre Frangais zal binnen kort een verbouwing ondergaan en het is te hopen, dat bij die gelegenheid het archief wat behoor lijker zal onder gebracht worden. Want, zooals het plan is, wil men de oude schouwburg geheel moderniseeren, waaraan een bedrag van vijf millioen francs ten koste zal worden gelegd; van dit bedrag kan wel iets voor het archief worden besteed. Te midden van al deze voorwerpen, welke schatten zijn voor dengene, die ze weet te waardeeren, leeft de heer Couet nu sedert vijftig jaren en hij verzekerde, dat dit voldoende is om hem de noodige levensvreugde te geven. {Algemeen Handelsblad, 15 Maart 1935). De protocollen der notarissen te Parijs. De oude stallen van het „Hotel de Rohan" in de rue Vieille du Temple die onlangs bij de Archives Nationales zijn getrokken, bieden thans een bergplaats aan de protocollen der Parijsche notarissen. In 1925 betoogde Georges Wilderstein reeds welke kostbare bronnen de notarieele archieven bevatten en eischte een wettelijke regeling, die toen reeds in voorbereiding was, die de notarissen in de gelegenheid zou stellen hunne oude protocollen ouder dan 125 jaren in een centraal depot te vereenigen. Na vele parlementaire wederwaardigheden werd de wet aan genomen en het Parijsche depot georganiseerd. De groote werker op dit gebied is Mr. E. Coyecque, archiviste-paléographe, die ge machtigd door de Kamer van Notarissen te Parijs door de Archives Nationales ter beschikking werd gesteld om het belangrijke werk van het inventariseeren der notarieele protocollen, en op wien de notarissen de een na den ander een beroep deden, ter hand te nemen. 177 Ter zijde gestaan door Mr. Monicat, archivaris der Archives Nationales, is Mr. Coyecque begonnen de protocollen voorloopig te inventarisseren en te plaatsen in een zeer geschikt locaal na ze van eeuwenoud stof ontdaan te hebben. De inventarisatie heeft reeds belangrijke vondsten tengevolge gehad voor de kunstgeschiedenis, welke vondsten Mr. Coyecque vereenigd heeft in een kleine aantrekkelijke tentoonstelling, een voorproefje van de ontdekkingen die ongetwijfeld in de toekomst zullen toenemen ten bate van de Fransche kunstgeschiedenis. Beaux Arts 1932, blz. 20). M. C. SIGAL. Toezicht op archieven van Rijksadministraties buiten de Rijksarchiefbewaarplaatsen. Hoewel 't niet actueel lijkt om in een tijd, waarin noodzakelijke en algemeen onmisbaar geoordeelde staatsbemoeiingen om bezuini gingsredenen ten deele moeten worden besnoeid ten deele zelfs moeten worden opgeheven, met nieuwe mogelijkheden voor uit breiding der staatszorg te komen aandragen, heeft de gedachten- wisseling over de door den heer Van de Ven aangesneden koek niettemin 't voordeel duidelijk te hebben aangetoond, dat „het papierniet zoo geduldig is, als buiten den kring der archiefdes kundigen nog vrijwel algemeen wordt geloofd. Men hoede zich echter bij 't zoeken naar bewijsmateriaal om verwaarloozing en ongemoti veerde vernietiging van archiefstukken te signaleeren voor over drijving Eenigszins voorbarig vind ik de conclusie van den heer Van de Ven, dat gevaar dreigt, dat de oude archieven door een groote lacune van de nieuwste archieven zullen worden gescheiden. Immers de voorbeelden, door den heer Panhuysen aangehaald over leemten in de nieuwe rechterlijke archieven, moeten worden bezien in het licht van den tijd, waarover zijn bewijsmateriaal loopt, n.l. het tijdstip der overbrenging dezer archieven naar de Rijksarchiefdepots. Sedertdien zijn, om mij tot Noordbrabant te bepalen, meer dan tien jaren verloopen en wat blijkt nu? Alle, in den inventaris van het jaar 1925 als vermist opgegeven archieven van vredegerechten, kon ik achtereenvolgens opsporen, n.l. in 1927 te St. Oedenrode, in 1929 te Eindhoven, in 1932 te Hilvarenbeek en in 1933 te Oir- schot. De kwestie is deze, dat er bij de overname slechts aan gedacht was de kantonrechters aan te schrijven en niet de gemeente besturen, in welker bewaarplaatsen ik ze alsnog mocht achterhalen. Zie ook Ned. Archievenblad 1927—1928, blz. 146.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1935 | | pagina 14