136
de Koning in die jaren van nagenoeg alle regeeringszaken kennis
nam. Na het archief der Staatssecretarie kwam dat van het Kabinet
des Komngs aan de beurt voor een korte bespreking, waarna een
en ander werd medegedeeld over de verschillende departements
archieven; hierbij had spreker ook gelegenheid te wijzen op het be
langrijke archief van het Amortisatie-syndicaat, dat echter door de
gebrekkige indices weinig toegankelijk is. Tenslotte ging de heer
Graswinckel over tot de behandeling van de voornaamste collecties,
afkomstig van particulieren, die op staatkundig, economisch en weten
schappelijk gebied en ook in de koloniën een belangrijke rol hebben
vervuld, waarna hij eindigde met te wijzen op de noodzakelijkheid
van doeltreffende vernietiging van archieven, zonder dat daarmede
het historische belang in het gedrang zou komen.
Op den derden en vierden avond behandelde Dr. Meilink de
archieven van de derde afdeeling.
Op den eersten van deze beide avonden werden de archieven van
de voormalige gewestelijke besturen besproken. Ten aanzien van de
grafelijke archieven stelde en beantwoorde spreker de vraag,
welke archieven in de 12e en de 13e eeuw, en in de 14e en 15e
eeuw vermoedelijk door de grafelijkheid gevormd waren; hij wees
hierbij in het bijzonder op de merkwaardige serie registers, memorialen
en rekeningen als ook op de fraaie chartercollectie, welke in de
14e en 15e eeuw gevormd moet zijn geweest. Vervolgens toonde hij
aan, dat zoowel de grafelijke archieven uit de 13e eeuw als die uit
de 14e en 15e eeuw, wanneer men de grafelijke charters na 1325
uitzondert, die in de kelders van het kasteel te Gouda hun ondergang
gevonden hebben, vrij goed opgeleverd zijn. Door de opstelling van
het archief omtrent den aanvang van de regeering van Philips den
Goede in de collegezaal gaf hij den aanwezigen een indruk van
den omvang van het archief uit dezen tijd. Ten aanzien van de
Statenarchieven besprak hij eerst de archieven van de Staten en
de landsadvocaten vóór den Opstand, waarbij hij aantoonde, dat
ook hier zoowel van het eene als van het andere archief zeer
belangrijke deelen bewaard zijn gebleven: de rekeningen in het
bijzonder schijnen vrijwel volledig tot ons te zijn gekomen. Van
de archieven van de Staten en landsadvocaten (raadpensionarissen)
na 1572 was vooral tusschen 1572 en 1652 zeer veel verloren
gegaan. Goede zorg voor het Statenarchief werd eerst door de
maatregelen van Johan de Witt betoond en sedert zijn tijd blijkt
het archief der Staten vrij volledig bewaard te zijn gebleven. De
landsadvocaten en raadpensionarissen hadden hun archieven lang
particuliere stukken beschouwd en deze archieven zijn met hun per-
137
soonlijke papieren met uitzondering van de belangrijke Oldenbarnevelt-
stukken, die gerechtelijk in beslag zijn genomen, vrijwel geheel ver
loren gegaan. De Witt en Fagel blijken hun archieven geregeld over
geleverd te hebben, doch de volgende raadpensionarissen hebben
hun archieven, in de eerste plaats de correspondentie met de ge
zanten, wederom als particuliere stukken beschouwd, en het is alleen
aan de zorg van nazaten te danken, dat de archieven van Heinsius,
Van der Heim, Slingelandt, Steyn en Van de Spiegel als particuliere
collecties in het Algemeen Rijksarchief bewaard zijn.
Den volgenden avond wijdde Dr. Meilink aan de archieven van
de colleges en ambtenaren, die in Holland gefungeerd hebben, ver
volgens aan de archieven van instellingen, stichtingen enz., wier
rechten of functies aan het gewestelijk bestuur of het Rijk zijn
overgegaan, en tenslotte aan de verdere archieven, die in de derde
afdeeling geplaatst zijn. Bij de eerste groep van archieven vestigde
hij voornamelijk de aandacht op de archieven van de Rekenkamer,
het Hof van Holland en de Leenkamer; bij de tweede groep op de
archieven van enkele groote heerlijkheden als Voorne, Putten enz.
en de voormalige kloosters en wel in het bijzonder de abdijen Egmond,
Rijnsburg en Leeuwenhorst, wier bescheiden zoo uitnemend bewaard
zijn. Hij had daarbij gelegenheid op enkele charters en cartularia van
Egmond te wijzen, welke voor het onderzoek van de oudste ge
schiedenis van Holland van zoo bijzondere beteekenis zijn.
Op de verschillende avonden hadden de sprekers kleine tentoon
stellingen ingericht, waarop een keurcollectie uit de besproken ar
chieven voor de deelnemers was uitgestald. Zoo hebben zij de
origineele exemplaren van de beroemde unie's en verdragen uit den
tachtigjarigen oorlog kunnen aanschouwen, verder zeer merkwaardige
stukken, betrekking hebbende op de verovering van de Overzeesche
gewesten en op de Nederlandsche ontdekkingstochten, staatsstukken
en tractaten uit den tijd van de Bataafsche Republiek, het Koninkrijk
Holland en het Koninkrijk der Nederlanden, de oudste oorkonden en
de oudste registers uit de kanselarij van de graven van Holland,
zegels van de leden van de grafelijke familie in Holland in de 12e en
13e eeuw, oude kaarten, eenige merkmaardige stukken, betrekking
hebbende op Johan de Witt, en verschillende andere stukken, die op
dezen leergang besproken waren.
Tot het einde toe bleef de belangstelling in deze voordrachten zeer
groot en men kan wel zeggen, dat de Volksuniversiteit een gelukkige
greep gedaan heeft door op deze wijze de aandacht te vestigen op
de rijkdommen, die in het Algemeen Rijksarchief bewaard worden en
waarvan bij het groote publiek zoo weinig bekend is. Moge het
gegeven voorbeeld in de provincie navolging vinden!