80 opnieuw te verhoogen. Zij blijven gehandhaafd op de voor 1934 geldende bedragen, t.w. Logies met ontbijt gratis; Lunch (koffiedrinken) f 0.50; Middagmaal- 1.00; Bad- 0.50. Aanvragen te richten (liefst zoo tijdig mogelijk) tot den onder- geteekende, adres: Oostduinlaan Nr. 2, kamer 25. De Administrateur der Stichting E. A. KUIPERS. Kranten in de Archieven? In het Neder/. Archievenblad van 1932—1933 schreef ik op blz. 214 terloops, dat het opplakken van krantenknipsels mij geen navolgenswaardige methode lijkt. Nu berichtte mij onlangs een klooster archivaris, dat hij het hierin „helemaal" met mij eens was. Niettemin moest hij mijn raad hebben. „Om een verzameling knipsels en fotos voor eigen gebruik te ordenen, is mij niet zo moeilijk gevallen met behulp van een eigen persoonlijke klapper. Maar hoe zoudt LI aanraden een dergelijke verzameling aan te leggen, die ten alge menen nutte moet dienen?" 't Is mij gebleken, dat deze kwestie belangrijk genoeg is om in het openbaar te behandelen. Allen, die over enige ervaring beschikken in het archiefwezen, zullen er wel van overtuigd zijn, dat zij hun stukken met geen chemische vloeistoffen in aanraking moeten brengen en krantenknipsels niet moeten opplakken met „onschuldige" stijfsel, gluton en hoe die middelen ook heten mogen. Het papier, waarop kranten gedrukt worden, is immers van slechte kwaliteit en vergeelt zelfs reeds vrij spoedig, wanneer het alleen maar aan het daglicht is blootgesteld, Wil men, dat archiefstukken na eeuwen en eeuwen nog geraadpleegd kunnen worden, dan moeten de archiefbeheerders ze zo zorgvuldig mogelijk bewaren. Het kan echter niet uitblijven, dat opgeplakte krantenknipsels vooral in onze streken met zoveel vochtig klimaat op den duur minstens onleesbaar worden. Men overwege ook de waarschijnlijkheid, althans mogelijkheid, dat archiefstukken na enige eeuwen weer dikwijls versjouwd zijn. In rumoerige tijden van het 81 verleden zijn belangrijke archiefstukken onder de verweerde pannen en in vochtige kelders terecht gekomen als oud vuil en hebben er jaren gelegen. Is dat in de toekomst uitgesloten? Zo neen, wat zal er dan overblijven van opgeplakte krantenknipsels? Hoe ze dan te bewaren voor het verre nageslacht? Mij lijkt het beter niet te knippen, maar de krant in haar geheel en ongevouwen te bewaren. De gewone vouw, die erin zit tussen blz. 2 en 3, mag er natuurlijk in blijven. Wil men alleen een artikel of bericht opbergen, dat op blz. 1 en (of) 2 staat, dan kan men blz. 3 en 4 er afscheuren. De bewaarde kranten komen in een kast of lade volgens datum op elkaar te liggen, terwijl kaarten naar het vermeldenswaardige in die kranten verwijzen. Men zorge, dat frisse lucht tot de kast of lade kan doordringen, en verwijdere van tijd tot tijd de doorgedrongen stof. Heeft men een flinke partij kranten van hetzelfde formaat bijeen, dan is er niets op tegen die op degelijke wijze in te laten binden. De verzameling kaarten verwijst immers toch naar die kranten. Maar nu een andere vraagHeeft een archivaris met kranten knipsels te maken? Wanneer men de klassieke en wel algemeen aanvaarde omschrijving leest, welke Muller, Feith en Fruin in hun bekende Handleiding geven, dan zullen kranten slechts uiterst zelden archiefstukken zijn. Ik meen dan ook, dat het woord „krant" in de Handleiding zelfs niet voorkomt. Toch kan ik mij indenken, dat kranten of krantenknipsels tot een archief behoren. Veronderstel, dat een vereniging van geneeskundigen een bepaalde krant bewaart, wijl er geregeld een zeer goede „medische kroniek" in verschijnt, die bestuur of leden der vereniging meermalen raadplegen, dan behoren die kranten tot haar archief. Ook is het denkbaar, dat de sekretaris van een vereniging geen notulen schrijft, wijl het plaatselijk dagblad steeds een goed verslag van de vergaderingen geeft. Hij bewaart daarom die dagbladverslagen, die dus archiefstukken worden. Veel kranten of krantenknipsels zal men echter niet vinden in een weten schappelijk geordend archief. Zullen kranten of knipsels eruit dus bij uitzondering archiefstukken zijn, ik kan me niettemin de vraag van onzen briefschrijver begrijpen. In verscheidene kloosterorden zijn de ambten van archivaris en chronologus, hoe verschillend ook, vaak in één en denzelfden persoon verenigd. Om mij tot mijn eigen Orde te bepalen, de Constitutiones Generales hebben allerlei hoogst nuttige voorschriften aangaande hetgeen opgetekend moet worden, maar de opstellers ervan hebben niet aan oude archieven gedacht, zoals ik uitvoerig heb aangetoond in de te Florence verschijnende Studi Francescani (1933, blz. 84— 100). De archivarissen mijner Orde zijn kroniekschrijvers, wanneer zij slechts

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1935 | | pagina 2