130
Het archiefwezen in Britsch Guyana.
Evenajs in andere voormalige Nederlandsche koloniën, berusten er in
Britsch Guyana een groot aantal archivalia uit den Nederlandschen
tijd. Men denke slechts aan de eertijds belangrijke koloniën Berbice,
Essequebo en Demerary, welke in 1831 onder Engelsch bestuur tot
één zijn vereenigd onder den naam van British Guiana, waarvan sir
Benjamin d Urban de eerste gouverneur was.
Gelijk Ceilon en Voor-lndië zijn deze koloniën door en door
verengelscht, zoodanig, dat men er zoo goed als niemand zal aan
treffen, die de Nederlandsche taal machtig is, afgezien van de weinige
Surinamers, die er wonen, In tegenstelling met Ceilon daarenboven
is de afstamming van de oud-Nederlandsche kolonisten totaal ver
vaagd en geen reden van trots, welke de Dutch Burghers bezitten
op voorvaderen uit den Compagniestijd.
Na de overneming van deze Westindische koloniën door Engeland
werd wellicht de eerste jaren nog eenige aandacht geschonken aan
de Nederlandsche archiefstukken, welke men nog lezen kon, geleidelijk
ook verdween die kennis en raakten daarmede deze archivalia op
den achtergrond en in het vergeetboek. Eerst de historische en letter
kundige arbeid van James Rodway2) zou hierin verbetering brengen.
Rodway, een kenner der Guyana's als weinigen, die 55 jaren in zijn
tweede vaderland heeft doorgebracht, waar hij in 1927 overleed.
Onder de vele onderwerpen welke zijn belangstelling hadden, was
de geschiedenis.
De aandacht was op hem gevestigd na het schrijven van zijn
Chionology and Bibliography of British Guiana. De toenmalige gou-
vernéments-secretaris, sir Charles Bruce noodigde hem uit een catalogus
te vervaardigen van de oude documenten in zijn kantoor voorhanden.
De verwaarloosde, beschimmelde documenten, in een buitengebouw
opgeborgen, aangetast door vocht en insecten, hebben Rodway niet
afgestooten. Zij werden gesorteerd, gerangschikt en gebonden. Daar
trof hij ook aan de Notulen van het Hof van Politie van Demerary
en Essequebo, de oude getuigen van een stuk geschiedenis uit het
verleden van Nederlands voormalige kolonie.- Hollandsch lezen kon
hij niet, maar hij zag zulk een groot belang in deze archivalia, dat
hij een bekwaam vertaler, John Pratt, uitnoodigde hem behulpzaam
te zijn. Na verkregen toestemming van den gouvernements-secretaris
131
om de folianten thuis te mogen onderzoeken, werkten deze twee
mannen maanden lang, tweemalen 's weeks, gedurende den nacht,
terwijl de kikvorschen kwaakten in den dampigen tuin en de inwoners
hun zalige rust genoten. Toen verscheen voor Rodway's oogen de
werkelijke geschiedenis van de kolonie met zijn Nederlandsche
Commandeurs, Fiscalen en de H.H. Mogenden de Directeuren van de
W.-I. Compagnie. Evenzoo de planters- en plantagemoeilijkheden,
de slavenoproeren, het ontstaan van de hoofdstad Stabroek (thans
Georgetown geheeten), waarvan men weinig afwist en nog bovendien
de datum van stichting foutief had weergegeven.
Om kort te gaan, vermelden wij, dat hij in 1891 zijn History of
British Guiana schreef. Hij werd Librarian en Assistant Secretary
van de Royal Agricultural and Commercial Society of British Guiana
en Curator van het daarbij behoorende museum te Georgetown, welker
geschiedenis in 1920 verscheen. Eerbiedwaardig is de lijst van ge
schriften van dezen merkwaardigen man, oorspronkelijk apotheker en
drogist, daarbij philosoof, verzamelaar, tuinier en onderzoeker, vele
jaren de ziel van het niet meer bestaande tijdschrift „Timehri"dat
een schat van wetenswaardigheden over Britsch Guyana bevat.2)
Menigmaal heb ik Rodway van Suriname uit bezocht en met hem
gesproken over de oude archiefstukken. Daarbij leerde ik ook den
Britschen ambtenaar J. Graham Cruickshank kennen (waarover later),
ook een studieman van 's lands historie.
Zoo kwam ik er toe tijdens een dienstreis naar Nickerie een be
zoek aan de archieven van Georgetown te brengen in Juni 1920 en
na afdoening van mijn werk in Nickerie door te reizen en met de
zelfde boot terug te keeren. Slechts drie dagen was ik in Georgetown,
maar mijn voorgenomen bezoek was voorbereid en mijn arbeid kon
vrij snel worden verricht, dank zij de medewerking der Engelsche
autoriteiten, die mij daartoe gelegenheid gaven.
Ik moge belangstellenden verwijzen naar mijn verslag opgenomen in
de Verslagen omtrent 's Rijks oude Archieven, 1920 1.3) Een voorge
nomen bezoek aan Berbice met hetzelfde doel, dat de algeheele
Sedert 1824 washijLuitenant-Gouverneur van Demerary. Hij aanvaardde zijn
nieuw ambt op 21 Jul. 1831. Voor de eerste maal wordt de naam nu als DemeraJa
gespeld, inplaats van Demerary, de schepping van STORM VAN 'S-GRAVENZANDE in
1 /46 gesticht. Naar hem werd de hoofdplaats van Natal, Durban genoemd.
Zie over RODWAY mijn artikel in de West Indische Gids, Juni 1927, blz. 67/77,
In de Colonial Reports, Miscellaneous, No. 84. Papers relating to the preser
vation of historic sites and ancient monuments and buildings in the West Indian Colonies.
Presented to Parliament bij command of His Majesty, Nov. 1912 (Cd 6428), wordt In
bijlage no. 12 (Britsch Guyana) o.a. dank gebracht aan jAMES RODWAY en zijn werken,
in het bijzonder voor zijn History of British Guiana.
2) Waarin hij 36 artikelen publiceerde. Het verscheen voor het eerst in 1884.
Eerste redacteur was mr. (later sir) EVERARD IM THURN, toenmaals curator van het
museum. Ik had het voorrecht daarin ook eenige artikelen te mogen doen plaatsen
over Suriname.
3) Blz. 38 en Bijlage III, blz. 45—57 en de aanvulling: Verloren Avondmaal-
zilver in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 19 Augustus 1930, avondblad C.