A. J. VAN DE VEN.
Archivisten in dienst van het Vereenigd Koninkrijk.
II. De L' Ortye.
115
114
t
nog onder de ontvangers berusten, en die uiteraard een belangrijke
kenbron voor de familiegeschiedenis zullen vormen.
In de vorige aflevering van het Archievenblad werd mededeeling
gedaan van de instelling eener commissie van onderzoek door den
Minister van Justitie om te adviseeren over de stukken betreffende
strafzaken in de archieven der verschillende rechterlijke colleges.
Met alle respect voor het werk dezer commissie zou ik willen
opmerken, dat, wanneer wij in dit tempo doorgaan en op deze wijze
voor de archieven van alle Rijksadministratiën door commissies een
moeizaam onderzoek moet worden verricht, het resultaat wel omge
keerd evenredig aan de moeite zal zijn, en men eerlang nog meer
onder het gebrek aan ruimte zal zuchten of op eigen gezag
gaan opruimen.
Dat het archiefwezen aan een keerpunt staat of spoedig zal
komen te staan, is zeker, doch als men maar lang genoeg wacht,
zal het keeren overbodig geworden zijn. Dan behoeven wij archi
varissen ons verder, enkele uitzonderingen daargelaten, alleen nog
te wijden aan de verzorging van de oude archieven, die door eene
groote lacune van de nieuwste archieven gescheiden zullen zijn. Het
treffen van bijzondere maatregelen zal dan echter overbodig zijn
geworden. Senatu deliberante Saguntum periit!
Veel minder bekend dan Dassevael, heeft de naam van De L' Ortye
voor Noord-Nederlandsche ooren een zoo goed als onbekende klank,
en ook in België schijnt hij vrijwel vergeten te zijn; zijn leven werd
althans niet beschreven in de Biographie Nationale de Belgique.
Evenals Dassevael is hij, niet zoozeer door zijn wetenschappelijke
opleiding daartoe aangewezen, als wel door zijn bestuursfunctie tevens
als archivist werkzaam geweest. Met de territoriale afbrokkeling van
het Bonapartistische keizerrijk had de bestuursorganisatie over de
door de Bondgenooten bevrijde landen gelijke tred gehouden, en
zoo was dan ook 15 Februari 1814 in hun naam een voorloopig
bestuur over België ingesteld, waarbij P. J. de l' Ortye aangewezen
werd tot secretaris van de Conseil administratif général. Nadat
verschillende commissarissen in naam der verbonden mogendheden
Colenbrander, Gedenkstukken, VII, biz. XV.
het veroverde gebied hadden bestuurd, werd aldaar sinds 1 Augustus
1814 het regeeringsgezag uitgeoefend, andermaal op naam der Bond
genooten, door de Souvereine Vorst der Vereenigde Nederlanden.
Aan het hoofd van de Staatssecretarie te Brussel, die aanvankelijk,
zoolang de Zuidelijke Nederlanden nog niet met de Noordelijke waren
vereenigd, onafhankelijk van het Haagsche regeeringscentrum van die
naam fungeerde, werd door hem G. A. G. P. baron van der Capellen
geplaatst zijn gewezen commissaris bij het voorloopig Belgisch
bestuur van baron Vincent die nu de titel van Secretaris van Staat
kreeg. Nadat bij 'sPrinsen arrêté l) van 12 Augustus 1814, nr. I, de
„organisation du gouvernement Belgique" had plaats gehad, was hij bij
besluit van 17 Augustus2) overgegaan tot de benoeming van ambte
naren op de posten die hij de 12de dier maand had ingesteld. Toen
was De L'Ortye aangesteld tot Secrétaire Archiviste du Gouver
nement, tevens bekleed met de functies van Secrétaire du Conseil
Privé,3) d.w.z. secretaris van de Kabinetsraad van Z. K. H. te Brussel.
Aangezien zijn bevoegdheden nog niet omschreven waren, werd hij
bij arrêté van 9 November 1814 nr. 576 belast met de „garde,
inspection et direction du dépot général des anciennes archives qui
se trouvent dans Ie local de la cidevant chambre des comptes a
Bruxelles, aussi bien que de celles du cidevant conseil administratif
de la Belgique." In overeenstemming nl. met Van der Capellen was
De L' Ortye van meening, dat hem het beheer toe kwam over „tous
les actes, titres et documens du ci-devant Gouvernement général
des Pays-Bas, qui reposent dans le local" bovengenoemd,4) welke ziens
wijze nu door dit namens de Secretaris van Staat gecontrasigneerd
arrêté formeel werd vastgelegd, teneinde de commissarissen-generaal,
d.w.z. de departementshoofden en de intendant, opvolger van de
prefect van de Dyle, te dwingen, zijn alleenheerschappij daarover te
erkennen. Na de totstandkoming van de eenheidsstaat had de afzon
derlijke Belgische Conseil Privé zijn bestaansreden verloren, toen
overeenkomstig art. 71 der Grondwet bij Koninklijk besluit van 16 Sep
tember 1815, nr. 72, de leden van de Raad van State voor het
Koninkrijk benoemd waren. Dientengevolge bepaalde de Koning bij
arrêté nr. 1069 der 2e serie van die dag, dat de Conseil Privé op
Dat is de naam van een besluit van de Prins van Oranje als gouverneur-
generaal over België. Voor de Brusselsche Staatssecretarie was het Fransch de
ambtelijke taal.
2) Het bestaan van dit arrêté blijkt tot nu toe alleen uit de retroacta en de
considerans van arrêté nr. 576 van 9 Nov. 1814.
3) Deze laatste functie schijnt hij ook vroeger, onder Fransch of Oostenrijksch
bewind, te hebben bekleed (zie de na te noemen studie van Dr. CliVELIER:
Le Centenaire de Gachard).
Thans ministerie van Financiën.