Het eindverslag van de Commissie, gedateerd den 27sten Aug.
f 95.800 3 °/0
100
staatsbegrooting van 1876 en 1877, zijn thans of vervallen, of niet
afdoende. Indien de L-ommissie den afloop der hangende regtsgedingen
moet blijven afwachten, kan zij nog lang in rust haar leven voort
zetten De Minister bleek thans dit oordeel te onderschrijven en
deelde mede, dat voorstellen tot opheffing der Commissie en tot
voorziening in aangelegenheden, welke daarmee verband hielden,
reeds in voorbereiding waren.
Toch had het conflict met Amsterdam het leven van de Com
missie nog lang gepaard. Maar nauw was bij de wet van 14 November
1879 dat geschil beslecht, of er werden eenige maatregelen getroffen
om ook de Commissie op te heffen. Tegelijkertijd werd n.l. het wets
ontwerp aanvaard (Wet van 14 Nov. 1879 Stblnr. 197), waarbij uit
overweging, „dat de stand der werkzaamheden van de bij de wet
van 5 Maart 1852 (Stbl. nr. 45) ingestelde Algemeene Commissie
van liquidatie der zaken betreffende de voormalige wees- en momboir-
kamers toelaat, die Commissie eerlang op te heffen", regelen werden
getroffen tot besteding van de saldo's, onder de Algemeene Com
missie berustende en verder van enkele andere, die nog niet konden
worden afgegeven.1) Alzoo werd bepaald:
(art. 1) dat het beheer van met vruchtgebruik belaste kapitalen
zou overgaan op den Minister van Finaniën;
(art. 2) dat gelden, d ie van de weeskamer waren overgenomen,
doch waarop de Commissie geen recht kon doen gelden, aan de
betrokken gemeenten zouden worden uitgekeerd, waarbij het kapitaal
van de weeskamer uit de Banne van Westzanen voor een deel aan
het inmiddels afgescheiden Zaandam ten goede zou komen;
(art. 9) dat na afdoening van al deze zaken het archief van de
Algemeene Commissie zou worden overgedragen aan den Minister
van Financiën en de onder die Commissie berustende weeskamer-
archieven zouden worden teruggegeven aan de betrokken gemeenten,
die zich daartoe binnen acht maanden na de afkondiging der wet
aanmeldden. Indien meerdere gemeenten daarbij betrokken waren,
zou de plaatsing van het archief geschieden in die gemeente, waar
de zetel van de voormalige kamer was gevestigd geweest. Negen
maanden na de afkondiging zou de Minister van Financiën over de
niet opgevraagde archieven mogen beschikken, op welk tijdstip tevens
de Algemeene Commissie werd geacht ontbonden te zijn (art. 10)
1880 en als bijlage opgenomen in de Handelingen van het jaar
1880—1881, gaf van haar laatste werkzaamheden aan de hand van
De Mem. van toelichting is als bijlage 130 opgenomen bij de Handelingen
over 1878 79.
101
de wet van 14 Nov. 1879 (Stbl. nr. 197) een summier beeld. Het betrof:
le. de afgifte aan den Minister van Financiën van de kapitalen
in doorloopend beheer in verband met de K. B. van 22 Febr. 1880
(Stbl. nr. 23) en 26 Febr. 1880 nr. 10), waarbij de overgang dier
kapitalen nader werd geregeld, (art. 1 der wet van 14 Nov. 1879,
Stbl. nr. 197) en welke kapitalen verder door het Departement zouden
worden beheerd
2e. de afgifte der saldo's van de vroegere weeskamers aan de
gemeentebesturen in verband met artt. 2 5 der wet van 14 Nov.
1879 (Stbl. nr. 197). Van de 37 gemeenten, die een saldo hadden
opgeleverd, hadden zich 36 binnen den daarvoor gestelden tijd aan
gemeld, van wie een viertal wegens het luttel bedrag in gebreke
bleven het saldo in ontvangst te nemen, terwijl één (Bodegraven)
zich door het laten verstrijken van dien termijn zich de kans zag
ontgaan over het haar toekomende te kunnen beschikken;
3e. de afgifte aan den Staat van het saldo van het beheer der
Comm. (art. 7 der wet van 14 Nov. 1879, Stbl. nr. 197), tot een
bedrag van:
f 6220.400 aan inschrijvingen 2]/2 °/o nationale schuld,
f 77.273.54 aan contanten,
f 15.000 aan obligatiën ten laste der gemeente Haarlem, verder
een verbandbrief en een tweetal obligatiën op personen en firma's,
waaronder begrepen waren de kapitalen van de Amsterdamsche
Kamer, waaromtrent het hiervoor vermeld vergelijk was getroffen.
(Wet 14 Nov. 1879 Stbl. nr. 196);
4e. de teruggave der weeskamerarchieven aan de gemeente
besturen, (art. 9 der wet van 14 Nov. 1879 Stbl. nr. 197).
Ingevolge het verzoek van den Minister van Financiën vestigde
de Commissie reeds terstond na de afkondiging der wet van 14 Nov.
1879 (Stbl. nr. 197) de aandacht der gemeentebesturen op het be
paalde bij art. 9 dier wet inzake de restitutie der weeskamerarchieven.
Van de 166 gemeenten, die in de termen van dit artikel konden
vallen, ontving de Commissie slechts van 68 een verzoek tot afgifte,
van vele nog slechts schoorvoetend, en na herhaalde aanschrijving.
Zoo had de afgifte plaats - veelal onder toevoeging der bijbe-
hoorende inventarissen aan de gemeentenAlkemade, Alkmaar,
Amersfoort, Arnemuiden, Axel, Beemster, Bergen-op-Zoom, Bloemen-
daal (met Broek enz.), Breda, Brielle, Delft, Dreischor, Enkhuizen,
Goes, Gorinchem, Gouda, 's-Gravenhage, 's-Gravenzande, Groningen,
Haarlem, Heemstede, Hillegersberg (en Rotteban), Hoedekenskerke,
Hoorn, Hulst, Kloetinge, Klundert, Kruiningen, Leiden, Leiderdorp,