76
Berichten.
77
Algemeen.
Staats beg rooting 193 5. Bij art. 58. (B ij cl r a g e n aan cl e S t i c h-
ting tot verruiming van werkgelegenheid aan academisch
gevormden lezen wij in de Memorie van Toelichting voor de Tweede
Kamer het volgende
„Als gevolg van de economische crisis is een groot aantal afgestudeerden,
wetenschappelijk gevormde jonge mannen werkloos. Na het beëindigen van hun studie
gaan er niet zelden jaren voorbij voor zij aan den arbeid komen. Indien zij in dezen
tijd hun studie niet hebben kunnen bijhouden, moet hun beteekenis voor de weten
schap en de practijk van het leven snel verminderen, en zal het geld, dat zoowel de
Staat als zij zelf aan hun studie ten koste hebben gelegd, voor een goed deel ver
loren zijn. Het is derhalve een algemeen nationaal belang, dat voor deze menschen,
die in de toekomst de wetenschappelijke werkers en de dragers der cultuur van ons
land moeten worden, iets wordt gedaan. In samenwerking met zijn ambtgenoot van
Sociale Zaken heeft de ondergeteekende daarom een Stichting in het leven geroepen,
welke ten doel heeft de werkgelegenheid voor deze jonge menschen te verruimen.
Aan hen zal de gelegenheid worden gegeven tot arbeid op het gebied van hun studie.
Cedacht is onder meer aan onderzoekingen in laboratoria, assistentie van hoogleeraren
in bijzondere gevallen, onderzoekingen op sociaal-geografisch en economisch gebied
en dergelijke.'2) In gevallen, waarin zulks noodzakelijk is, zal de Stichting aan de
tewerkgestelden een toelage verleenen. De toelage draagt niet het karakter van salaris,
doch dient voornamelijk voor vergoeding van de onkosten, welke uit de tewerkstelling
voortvloeien. Aan financieel krachtige personen zal uiteraard geen toelage worden
gegeven. Als bijdrage aan de Stichting voor het jaar 1935 heeft ondergeteekende
f 10.000 uitgetrokken. Zijn ambtgenoot van Sociale Zaken heeft op hoofdstuk X A een
gelijk bedrag aangevraagd."
In het Voorloopig Verslag wordt op dit voorstel als volgt gereageerd
„Algemeen vond dit artikel instemming. Eenige leden bepleitten het denkbeeld
de toelage zoodanig te doen zijn, dat er nog een klein bedrag voor levensonderhoud
in begrepen zal zijn. Daartegen werd door andere leden opgemerkt, dat dit wel niet
mogelijk zal zijn, indien men althans het bedrag aan een zoo groot mogelijk aantal
personen ten goede wil doen komen."
De Minister antwoordt aldus
„Het was den ondergeteekende aangenaam te vernemen, dat dit artikel algemeen
instemming heeft gevonden. Gaarne zou hij een grooter subsidie hebben voorgesteld.
De ongunstige financieele omstandigheden van het Rijk maakten dit echter niet mogelijk.
Ier voorkoming van misverstand moge de ondergeteekende hier nog opmerken, dat
het woord „onkosten" in de Memorie van Toelichting genoemd, niet zóó eng moet
worden uitgelegd, dat daaronder alleen de direct uit een tewerkstelling voortkomende
Het zal den lezers van ons blad bekend zijn, dat naast deze van Regeeringswege
gevormde „Stichting" voor een dergelijk doel ook sedert kort als particuliere instelling
het Nationaal Comité voor arbeid aan werklooze intellectueelen
werkzaam is. Voorzitter van dit Comité is Luit. Generaal b. d. H. A. SEYFFARDT,
oud-chef van de Generale Staf. Dit comité is thans gevestigd Koningskade 2 2,
t e 's-G ravenhage.
2) Het archiefwezen wordt hier wel niet uitdrukkelijk genoemd. Toch meenden
wij goed te doen door overneming van het bovenstaande hier in aansluiting ook aan
hetgeen onze Voorzitter in zijn jaarrede over dit actueele onderwerp zeide de
aandacht van vakgenooten en a.s. vakgenooten op deze werkgelegenheid te vestigen.
f
onkosten vallen. Indien een tewerkstelling niet mogelijk is in of in de nabijheid van
de plaats, waar de ouders van den tewerkgestelde zijn gevestigd, wordt hiermede
door het bestuur der Stichting bij de toekenning van de toelage rekening gehouden.
Behoudens zeer bijzondere omstandigheden zal in dergelijke gevallen de toelage niet
meer dan f50.— per maand bedragen,"
Bij Art. 141 (Personeel van de Rijksarchieven) komt het volgende
in de Memorie van loelichting voor
„Gerekend is op de bevordering van twee commiezen tot hoofd
commies, onderscheidenlijk met ingang van 1 Mei 1935 en 1 Augustus 1935.
en van een klerk tot adjunct-commies met ingang van 1 januari 1935."
Genoemde artikelen zijn overigens zonder mondelinge of schriftelijke discussie
door de Tweede Kamer aangenomen, aldus ook het voorstel tot het verleenen van
toelagen aan de vier permanent waarnemende Rijksarchi-
va rissen reeds hiervóór op blz. 22 vermeld.
Examens. Het diploma van wetenschappelijk archiefambtenaar der tweede
klasse hebben verworven de Heeren C. G. H. BLOEMEN, te Rijswijk, Z. H. en C. J.
P. LlPS te Dordrecht.
Rijksarchieven.
Vernietigbare stukken betreffende strafzaken. Door den
Minister van justitie is ingesteld een Commissie ten einde hem van advies te dienen
over de vaststelling eener lijst van vernietigbare stukken betreffende strafzaken, be
rustende op de griffiën en de parketten van de gerechtshoven, de arrondissements
rechtbanken en de kantongerechten. Tot lid is onder meer benoemd Jhr. Mr. B. M.
DE ]ONOE VAN ELLEMEET, Rijksarchivaris in Utrecht; tot secretaris Dr. S. J. FOCKEMA
ANDREAE, tijdelijk ambtenaar aan het Departement van justitie.
Algemeen Rijksarchief. Op Oudejaarsmorgen 1934 had in tegen
woordigheid van een groote schare van ambtenaren en oud-ambtenaren zoowel van
het Algemeen Rijksarchief als van andere Rijks- en Gemeente-achieven in de College
zaal het Afscheid plaats van den Hoofdcommies de Heer BRUGGEMAN,
die met 1 lanuari 1935, hoewel werkzaam blijvende voor de archieven der Oud-
Bisschoppelijke Clerezij, wegens het bereiken van den leeftijdsgrens als Rijksambtenaar
den dienst moest verlaten. Daar de onmiddellijke chef van den Heer BRUGGEMAN
Dr. P. A. MEILINK onverwacht door familie-omstandigheden was verhinderd, sprak de
Algemeen Rijksarchivaris Mr. R. Bl|LSMA den Heer BRUGGEMAN, onder aanbieding van
een geschenk in couvert, in hartelijke bewoordingen toe, en bedankte hem, voor
het vele, dat hij gedurende een lange reeks van jaren, van 1900 af aan, zoowel voor
het Algemeen Rijksarchief als voor het Archiefwezen in het algemeen heeft verricht.
Gelukkig blijft de Heer BRUGGEMAN als „gast" in ons midden, en dat dit geen ijdel
woord is, blijkt wel genoegzaam hieruit, dat nagenoeg alle ambtenaren en oud-
ambtenaren van het Algemeen Rijksarchief c. a. aan dit huldeblijk hebben willen
mededoen. De Heer BRUGGEMAN sprak geroerd een kort woord van dank en herinnerde
daarbij ook aan de aangename samenwerking achtereenvolgens met de drie Algemeen
Rijksarchivarissen, onder welke hij heeft mogen dienen, terwijl het hem een groot
voorrecht was deze woorden tot Prof. pRUIN, die ondanks zijn hooge jaren zelf bij
het afscheid aanwezig was, nog persoonlijk te kunnen richten.
De Heer j. A. BETTINK, klerk (bibliothecaris) is met ingang van 1 November
1934 bevorderd tot Adjunct-commies (bibliothecaris).
Rijksarchief in Zeeland. - De Heer Mr. A. MEERKAMP VAN EMBDEN
is benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau.