66 grafen onderwerpen als de bovengenoemde en wat verder in de bedoelde periode speciale aandacht verlangt, soms met een inleiding, soms met een samenvatting aan het slot, waardoor het verband tusschen al die onderdeelen nog wat vaster wordt gesnoerd. Op die wijze is de auteur zonder moeite te volgen en vindt de lezer ten slotte zijn kennis inderdaad verrijkt. En mocht deze toch een oogenblik naar een zuiver chronologische rangschikking van feiten in een bepaalde periode verlangen, mocht hij willen weten, wat onder graaf Willem 111 of Albrecht, onder Philips van Bourgondië of KarelV veranderde, dan helpt de als bijlage toegevoegde uitvoerige tijdtafel hem onmiddellijk terecht, terwijl hij daar ook vinden kan, op welke bladzijden een gebeurtenis, een oorkonde, enz. is besproken. Dat het zorgvuldig onderzoek van al het voorhanden materiaal nieuw licht werpt over zaken, die reeds vroeger de aandacht hebben getrokken, is niet te verwonderen. Evenmin dat, bij gebreke van meer materiaal uit de 13e eeuw dan het reeds lang bekende, omtrent de eigenlijke stichting van het hoogheemraadschap geen nieuw licht kon worden ontstoken. Reeds Fruin zag in de „scrutatores uit de oorkonde van 1226 de voorloopers van Rijnlands heemraden en opperde in verband daarmede, of niet reeds vóór Willem II, den door de traditie aangewezen stichter, een van zijn voorgangers den eersten grondslag van het hoogheemraadschap zou hebben gelegd Andreae drukt zich iets stelliger uit2). Hij acht er het meest voor te zeggen, om de definitieve instelling van het hoofdwaterschap en van zijn bestuursorgaan als een daad van graaf Willem 1 te zien, maar zelf geeft hij toe, dat zijn argumenten toch slechts wettigen te spreken van een „aannemelijke hypothese Verder zal men het op dit belang rijke punt vermoedelijk wel nooit brengen. Zeer overtuigend en verrassend tevens is schrijver s opvatting omtrent de ligging van den befaamden Wendeldijk. Fruin meende afdoende te hebben aangetoond, dat zich onder dezen naam in de 12e en 13e eeuw een dijk, voorzien van zeven sluizen, ten zuiden van het Leidsche meer slingerde 3), van Warmond tot aan den Zwaden- burgerdam, over een zeer groote uitgestrektheid dus, maar dit zou 67 ook blijken uit den naam, die zooveel als Slingerdijk beteekende. Het is inderdaad bevreemdend en zal aan Fruin's groot gezag toege schreven moeten worden, dat men aan deze voorstelling zoo lang heeft vastgehouden; een voorstelling, die meebrengt, dat er vóór of omstreeks 1200 over een dergelijken afstand een zeewaterkeerende dijk door schaars bevolkt veenland zou zijn gelegd, met zeven sluizen op groote afstanden van elkaar, terwijl later noch van dien dijk noch van de sluizen meer iets blijkt. Slechts in een brief van 1297 wordt de naam Wendeldijk zonder stellige plaatsaanduiding genoemd en Fruin zelf zag in dien naam geen eigennaam in den strikten zin. Ook Andreae doet dit niet, al is zijn etymologische afleiding een andere dan die van Fruin, maar waar het vooral op aankomt, dat is, dat, als men met hem in den Wendeldijk van 1226 en den Spaarndam uit de oorkonde van 1255 hetzelfde object ziet, een volkomen aan nemelijke voorstelling ontstaat. Daar was reeds vóór 1255 een dijk, die later een aantal uitwateringssluizen blijkt te hebben, en terwijl de akte van 1226 spreekt van het onderhoud van drie of vier der sluizen in den Wendeldijk door de op Rijnland afwaterende Stichtsche landen, vinden we inderdaad het uit die landen in 1322 gevormde grootwaterschap Woerden als onderhoudsplichtige van eenige nog altijd van één der sluizen in den Spaarndam. Duidelijk schetst Andreae ons organisatie en bevoegdheden van het hoogheemraadschap in de verschillende tijdperken. In de middel eeuwen is er slechts één orgaan, het college van dijkgraaf en zeven hoogheemraden, waarvan de laatsten bij coöptatie door de zittende leden worden gekozen, een oligarchisch gesloten college dus, met een door den landsheer gedelegeerde macht op wetgevend, rechterlijk en besturend gebied. Tusschen dit college en de ingelanden staan enkel de ambachtsbesturen, zelf zonder autonomie binnen hun ressort, maar belast met het opnemen van de rekening van het hoogheem raadschap, het toestaan en het innen van den omslag. Een stenden- vertegenwoordiging ontbreekt nog. Deze ontstaat eerst naast het oorspronkelijke orgaan tengevolge van de conflicten in de zestiende eeuw, waartoe de herhaalde doorbraken van den Spaarndammerdijk in de jaren 1508—1518 en, later, de opstand tegen den landsheer hebben geleid. Dan ontmoeten wij de vergadering van hoofdingelanden, waarin de voornaamste edelen-grootgrondbezitters en de steden Leiden en Haarlem zijn vertegenwoordigd, aanvankelijk bedoeld als tijdelijk orgaan voor een periode van veel moeilijkheden, maar zich over de grenzen dier periode handhavend krachtens de eenmaal ontstane gewoonte. Dit nieuwe orgaan heeft controleerende bevoegd heid, voornamelijk op financieel gebied, en verdringt als zoodanig Verspr. Geschr. VI, blz. 192. Mr. FOCKEMA ANDREAE citeert FRUIN'S bekend artikel aanvankelijk, zonder andere aanduiding dan „a. w.' naar de oorspronkelijke uitgave in de publicaties der Koninklijke Akademie van Wetenschappen, doch blz. 142 af naar de uitgave in de Verspreide Geschriften. Een kleine oneffenheid, die ik alleen vermeld om er dadelijk bij te voegen, dat zij op een ze^r enkele drukfout na; zoo bijv. in noot 4 op blz. 151 „1542 voor „1452 ook de eemge is, die ik ben tegengekomen. 2) Blz. 37, 38. 3) T. a. p., blz. 184—188.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1935 | | pagina 39