64
Maar ook wanneer de fondsen voor zulke kostbare uitgaven tot
zii„ „eschiLL™-a, doe,
waTrbii de t,engs,ellenden in de Bossche god.hnisarchieven
het best gediend zijn. A c KERSBERGEN.
Mr. S. I. Fockpp» A«»«. He,
f K ft verschenen boek het meest valt te bewonderen.
7eker heeft nog zelden een promovendus onder zoo geluk g
conditiën aan zijn proef:^^^Tanvladlk om delude archieven
vaThet hoogheemraadschap Riinland systematisch te ordenen en te
beschniven') De vervulling dier opdracht toch voerde hem dageh.ks
O dden van de rijke verzameling registers en stukken, bewaard
n het huis waar Rijnland sedert het einde der zestiende eeuwge
vestigd is én verschafte hem op den duur een kenn.s van den inhoud
Leiden hééft doorzocht, teneinde daaruit het voo, R„nland, recht -
Leiden, dienen hoe elke bronnenverzameling, die
histone belangrnke op te d,ep .s een raadpleging
iets opleveren kon, - en nuc i nanezien en
van haast alle oudere publicaties van d.t soort! - is nagezren
65
hoe hij ook de nieuwere litteratuur zoowel over oud-vaderlandsch
bestuursrecht als over den waterstaat en het waterstaatsrecht vol
ledig kent. Als hij dan ook op blz. 238, genaderd tot zijn laatste,
de jaren 1795-1857 omvattend, hoofdstuk van Rijnlands geschiedenis,
den lezer verzekert, dat, bij den overvloed van geschriften uit dit
tijdvak en de voor het heden betrekkelijk geringe waarde van de
meerderheid daarvan, het niet vermelden van de een of andere
brochure of passage niet behoeft voort te komen uit onbekendheid
er mee, dan gelooven wij hem gaarne. Het is nu eenmaal des schrijvers
gewoonte niet de voorafgaande hoofdstukken hebben het afdoende
bewezen om iets ongelezen te laten, wat zijn onderwerp ook
maar zijdelings raakt. Zoo moet hij in de zes jaren, die verloopen
zijn tusschen zijn eerste optreden als Rijnlands tijdelijk archivaris en
de verschijning van dit boek, met den tijd gewoekerd hebben, te
meer waar in die jaren nog verschillende studies, alle op het breede
terrein van zijn onderzoek liggend, van zijn hand verschenen. Ik noem
hier zijn artikel over het baljuwschap Rijnland in het Tijdschrift voor
Rechtsgeschiedenis, deel XI, en zijn in den vorigen jaargang van het
Tijdschrift voor Geschiedenis verschenen studie over het land van Stein.
Naast de buitengewoon rijke documentatie wees ik als kenmerk
van het hier behandelde boek op de heldere, meesterlijke voor
stelling. Reeds de methode van bewerking kan ik niet anders dan
voortreffelijk noemen. Had mr. Andreae een geschiedverhaal gegeven,
gebouwd op een chronologische rangschikking der gebeurtenissen,
dan was de kans groot geweest, dat de lezer onder een overvloed
van op zichzelf wetenswaardige bijzonderheden was bedolven geraakt,
zonder dat hij de lijnen der ontwikkeling had kunnen vasthouden.
Waren daarentegen organisatie van het bestuur, rechtspraak, wet
gevende bevoegdheid, financieel beheer, boezembeheer, toezicht op
de ambachten, enz. stuk voor stuk behandeld, dan zou hij onge
twijfeld moeite hebben gehad, zich een beeld van den toestand in
een bepaalde periode voor oogen te stellen en dat te vergelijken
met het aspect van een vroeger of later tijdvak. De schrijver heeft
echter noch het een noch het ander gedaan, maar met zeer veel
tact een tusschenweg gekozen. Hij heeft, afgezien van een inleidend
hoofdstuk over middeleeuwsche waterschappen in het algemeen en
het ontstaan van het hoogheemraadschap Rijnland en een slot-hoofdstuk
over de in 1857 bij Rijnland gevoegde waterschappen, zijn stof in
vier deelen verdeeldde middeleeuwen, een overgangsperiode, die
hij de eeuw der conflicten noemt en die van 1508 tot 1595 loopt,
het tijdvak der republiek en den nieuweren tijd. Binnen elk dier
hoofdstukken behandelt hij dan telkens in duidelijk gemarkeerde para-
het best^aan zich verplichten kan. Miins inziens met het regelmatig
HHHSfS
Van de rervulling dezer taak '/rtL'/Vd?"veod.enei, en reeds