62 één en denzelfden voet geadministreerd te worden. De archieven kwamen toen aan het Fransche bewind en, na de v-dn,vmg der Franschen onder het beheer van een Bestuur over de Armen en Godshuizen - het tegenwoordige College van Regenten. Het gebrek aan piëteit voor historische waarden bij de overnem.ng der archieven de slordigheid van „chiefbezoekers, de «aWke ve,hu,z,„gen= eerst van de respectievelijke gestichten naar het Oude Mannen- en Vrou wenhuis en Oroot-Ziekengasthuis, toen naar de wonrng van den secretaris der Godshuizen, en vervolgens naar het nieuw gebouwde Administratiegebouw, dit alles droogt schuld aan de wanorde en den Vtaat van verwaarloozing, waarin deze belangrnke arch,even m 1913 door den heer Van Rooy werden aangetroffen. Maar ein goe al goed - in 1928 liet het College van Regenten een naast h Administratiegebouw gelegen pand inrichten tot een brondvrne archief- bewaarplaats en het is den beheerder ten koste van veel t,ld en hoofdbrekens gelukt de verschillende bes=h=,de" te'"j| 'Jj tot de archieven, waartoe zii oorspronkelnk hadden behoor Bil de restauratie van het archief van het Zmnelooshuis had deze een hulpmiddel in een inventaris, dien de regent Lomsi Oast ,n,1806 1 rl «ampnnesteld den eersten inventaris, waarin met alleen efgendomsbewhlzèn', maar ook alle opgenomen. Ik meen tenminste uit de inleiding (biz. VIII-X) te mogen opmaken dat de archiefbeschriiving van Gast nog aanwezig is; onder de geïnventariseerde inventarissen (nrs. 706-708) vond ,k haar met De heer Van Rooy zag ondertusschen in den inventaris van Gast meer dan een hulpmiddel bij de reconstructie van het archie I beschouwde hem bij het samenstellen van z.,n eigen inventar^ 3 S een leidraad, dien hij zoo min mogeliik losliet. Deze leidraad heeft hem gevoerd op wegen, waar ik hem niet graag zou willen volgen. Zooals gezegd had Gast in zijn beschr»vmg alle losse stukken opgenomen, maar de deelen en registers had hij niet geïnventariseerd. Dit is voor den heer Van Rooy een voldoende reden geweest om zelf ook eerst alle eigendomsbewijzen, charters en losse stukken te beschrïven en daar de deelen op te laten volgen, te beginnen met no 696' Contract- en Resolutieboek". Dan volgen nog de liggers aliméntatieboeken en rekeningen, louter deelen, en tenslottewat losse boedelpapieren, die Gast ook buiten z.)n inventaris gehouden ha Voor deze, tegen alle regelen indruischende indeehng kon ik in de inleiding maar één argument vinden: „De deelen en registers zi, overeenkomstig de oude berging bijeen geplaatst (biz XVI). De berging van een archief is echter totaal onafhankelijk van de indee mg en de inventarisatie. Ook al wilde de schrijver de deelen en register 63 naast elkaar plaatsen, hij had niet af mogen wijken van den algemeen aanvaarden regel, dat de bescheiden, die de handelingen van een bestuur ex officio behelzen, in een z.g. algemeene afdeeling een inventaris behooren te openen. Bovendien was hij dan tegemoet ge komen aan den in de Handleiding uitgesproken wensch, dat tusschen de inventarissen van gelijksoortige archieven zooveel mogelijk unifor miteit zal heerschen. Deze inventaris van het Zinnelooshuis-archief staat geheel op zich zelf, terwijl er, wat de indeeling betreft, tusschen de overige in druk verschenen inventarissen van Godshuizen juist een uniformiteit heerscht, die men bij de inventarissen van andere gelijk soortige archieven zelden aantreft. Mijn overige bezwaren tegen deze uitgave staan met deze foutieve indeeling in het nauwste verband. Zoo beschouw ik nrs. 171 —206 „Ingekomen resolutiën van hoogerhand en eenige uitgegane brieven" als een serie ingekomen en uitgegane stukken, genummerd 1-36, d ie ik stellig als één nummer bijlagen bij de resolutiën zou hebben beschreven, en dat wel na de resolutiën. Zoo zou ik ook de contracten met bijbehoorende stukken beschouwd hebben als de bijlagen van de registers, waarin de te ontvangen onderhoudsgelden van de patiënten werden geboekt, de contract- en de alimentatie- boeken. Afgezien daarvan is het mij ook niet duidelijk, waarom de heer Van Rooy eerst als nrs. 207 223 beschrijft de contracten van patiënten met bijbehoorende stukken, dan allerlei andere dingen en tenslotte pas als nrs. 333 695 de vervallen contracten. Had hij deze stukken beschouwd als series bijlagen, dan was de inventaris aan merkelijk beknopter en overzichtelijker geworden. Zijn al deze con tracten, geloften en authorisaties het tenslotte ook wel waard om afzonderlijk beschreven te worden, vooral nu de heer Van Rooy geen namen van patiënten noemt, waar tenminste genealogen nog iets aan gehad zouden hebben, maar telkens herhaalt: Contract voor een patiënt, Authorisatie tot confinement van een patiënt, enz.? Op een dergelijke overbodige uitvoerigheid meen ik ook te moeten wijzen in de regestenlijst. Terwijl het algemeen gewoonte is om zich bij het samenstellen van een regestenlijst te beperken tot de middeleeuwen of hoogstens te gaan tot het midden van de 16de eeuw, laat de schrijver de zijne doorloopen tot 1790. Hij heeft n.l. ook de regesten opgenomen van alle 17de- en 18de-eeuwsche schepen akten, voor zoover hij ze op perkament in het archief heeft aan getroffen. Het is niet alleen de associatie met den Bosch, die mij, overdenkende dat er nog veertig op zulk een leest geschoeide inventarissen en regestenlijsten moeten volgen, doet vragenWie zal dat betalen?

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1935 | | pagina 37