52 Catalogus van stukken betreffende de munt in het Deventer Archief, in 1862-1863 samengesteld en als eerste bi|lage van den mventar. in 1870 gedrukt Ook de meeste andere b.|lagen van den mventans zijn het werk van Cost Jordens. Van de Cameraarsrekemngen tot 1600 maakte hij uittreksels, die een welkome aanvulling van de ge drukte rekeningen vormen2). Zeer waarschijnlijk zal ook de invloed van Cost Jordens er toe hebben 'büfledraoen, de. in 1870 de Invents ven Archief gedrukt en op ruime wi,ze verspreid werd. Aldus werd, hetgeen door veel handen beschreven was, samengevat en aan een ieder ook buiten Deventer, de mogelijkheid gegeven een indruk te verkrijgen van de rijkdom van het archief. De w.,ze van ontst^n verklaart ten deele het gebrek aan een systematische indeel.ng (d toevallige volgorde, waarin de stukken aangetroffen en beschreven zijn werd ook de definitieve volgorde van de inventarisnummers). Hoewel dit alleen reeds het verlangen naar een gedrukte moderne inventaris groot maakt, kan toch de ernstige onderzoeker geholpen door de alfabetische klapper, vaak vinden hetgeen h.| zoekt. Ondanks de belangstellende werkzaamheid van Cost Jordens was toch de afwezigheid van een archivaris in de ,aren na I860 een voor het archief ongewenschte toestand. Wat geschiedt als een belangrijk historisch archief zonder deskundig beheer is? Er bestaa twee mogelijkheden: het archief wordt gesloten en de belangen van hen die het archief willen raadplegen, worden opgeofferd teneinde het'behoud van het archief voor de toekomst te verzekeren; ot het omgekeerde geschiedt: de toegang wordt op vrijgevige w„ze ver leend, maar het gebrek aan toezicht heeft tot gevolg, dat bezoekers de orde van het archief kunnen verstoren, ja zelfs oorzaak kunnen zijn van het wegraken van stukken en de belangen van toekomstige bezoekers, om van den eigenaar van het archief met te spreken, worden in gevaar gebracht. Hoewel men te Deventer getracht heeft tusschen deze Scylla en Charybdis heen te varen, heeft men een botsing met elk dezer rotsen niet kunnen vermijden. Immers verzoekt de secretaris van de Curatoren van het Athenaeum in zijn verslag over het jaar 1862-1863 3), na den wensch te hebben uitgesproken, dat de vacature, door Molhuvsen s vertrek ontstaan, 53 spoedig moge worden vervuld, „althans een poging aan te wenden een weldadige verandering tot stand te brengen. Die verandering zou nog te gewenschter zijn, als het mij helaas dezer dagen proef ondervindelijk gebleken is, dat men bij de onmanierlijkheid van den gemeentebeambte, die thans met het toezicht belast is, gevaar loopt, zich bij 't bezoeken van het Archief aan de onwelgevoegelijkste bejegening bloot te stellen, een allerjammerlijkst verschijnsel in een tijd, waarin men zich overal ten zeerste beijvert den toegang tot de rijks- en gemeente-archieven zoo gemakkelijk mogelijk te maken". Indien deze beschrijving juist is, was de toegankelijkheid van het archief nogal problematiek. Anderzijds geeft een passage in het verslag van den archivaris over 1890 een voorbeeld van het wegraken van stukken. „Een niet onaanzienlijk pakket stukken, alle betrekking hebbend op den kerkelijken overgang en de geschillen over de geestelijke goederen in het laatst der 16de eeuw en behoorend tot No. 1193 van den inventaris is in handen gekomen van den eerwaarden J. H. Hofman, oud-pastoor te Schalkwijk in Utrecht, zonder dat na te sporen was, hoe en wanneer die stukken uit het archief verdwenen zijn. De heer Hofman verwierf aanspraak op erkentelijkheid door ze hierheen terug te zenden, maar verklaarde in het begeleidend schrijven, dat hij niet gerechtigd was over de herkomst eenige inlichting te geven. Is dat niet een bewijs, hoe achteloos men soms met het archief is omgegaan?" In 1865 deed Johannes van Vloten, de bekende zeer rumoerige Deventer professor het verzoek tot archivaris te worden benoemd 2). Bij zijn naar vele kanten uitgaande belangstelling had hij zich ook met de stadsgeschiedenis van Deventer beziggehouden, als vrucht waarvan zijn Vijftal lezingen over de wording en ontwikkeling dei- stad en gemeente Deventer Zutphen 1866) kunnen gelden. Zijn verzoek werd echter van de hand gewezen. Sinds 1880_ was Mr. J. I. van Doorninck 1840 1889)3) provin ciaal archivaris van Overijssel, op uitnoodiging van het gemeente bestuur op het archief werkzaam. Veel stukken, die aan Molhuysen s aandacht ontsnapt waren, werden door hem beschreven. Zijn jaar- lijksche verslagen maken van menige aanwinst melding. Vooral van belang was het legaat Dumbar. Een uitvoerige „Lijst der Handschriften Deze stukken ziin thans nog geordend volgens deze ^-h^^diewel zee, uitvoerig en bruikbaar, vooral voor num.smaten, is maar in stri|d met de la Handleiding neergelegde regels de organisatie van het archief verstoorde. 2) Zie het eerste deel van dit artikel (41ste jaargang, blz. 240). 3) In handschrift in het Deventer Archief aanwezig. Verslag van*Burgemeester en IIethouders over 1890, bijlage A, blz. 3. 2) M. MEES-VERWEY. De beteekenis van Johannes van Vloten (Santpoort 1928) blz. 67. 3) Zijn biografie door H. BRUGMANS in N. N. B. W. IV (1918), kolom 518.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1935 | | pagina 32