zijn vroegere Zeeuwsche betrekking terug te kunnen keeren. Maar het rijk van Pieter Vreede neigde ten einde; het Voorloopig Uitvoerend Bewind dat in strijd met de constitutie door de Constituante defi nitief verklaard was, had sterk aan aanhang ingeboet, zoodat het meer oog had voor het behoud van eigen leven dan voor de ontslag aanvrage van zijn secretaris. Bovendien was de grondwet al meer overtreden in een minder futiel geval. De omwenteling van 12 ]uni stond toen reeds voor de deur, gelijk Dassevael zelf opmerkt, en het door Daendels staatsgreep van die dag gevormde Intermediair Uit voerend Bewind handhaafde de secretaris in zijn functie, onder kennis geving aan het Wetgevend Lichaam, dat zijn leden hem „die onder scheidende continuatie in zijn functien hadden waardig gekeurd". Het Constitutioneel Uitvoerend Bewind van 17 Augustus 1798 stelde een algemeen secretaris2) aan en benoemde Dassevael tot „Criffier ter Algemeene Staats-Secretarij, belast met de algemeene directie van alle de werkzaamheden der bureaux, en met de redactie van alle zoodanige staatsstukken, als tot welker vervaardiging den Algemeenen Secretaris, door de continueele bijwoning der vergade ringen en conferentien, letterlijk den tijd ontbrak. In die betrekking heeft de ondergeteekende, door alle de veranderingen van het Publiek Bestuur dezer landen hem gecontinueerd; bij den Raadpensionaris onder den titel van Griffier ter Staats-Secretarij en onder den Koning (Bonaparte) onder dien van Secretaris Archivist, tevens belast met de functien van algemeene secretaris van den Staatsraad; totdat eindelijk de ondergeteekende, in Augustus 1810, na het conquest van Holland door den Franschen keizer, is aangesteld 3) als Archivist van het Algemeen Gouvernement der Hollandsche Departementen In de bijna 24 jaren van zijn ambtelijk leven tot aan de geboorte van het Souvereine Vorstendom der Nederlanden, hield 39 38 DASSEVAEL had hiervan de geschiedenis willen schrijven; het is er niet van gekomen. Alleen schreef hij in 1821 een relaas van de „Gebeurtenissen van den 12 lurii 1798 afgedrukt bij COLENBRANDER, Gedenkstukken, II, maar volgens dezen op biz. XIV „niet bijster veel zaaks". 2) Mr. C. H. HüLTMAN, tot 1807 in functie (met onderbreking in 1802); zie prof. Brugmans in het N. N. B. W„ VIII, 890-891. 3) SiEGENBEEK zegt t.a.p., dat DASSEVAEL na de inlijving de titel van Secretaris van het Bestuur der Hollandsche Departementen behield, en griffier werd bij een der Amsterdamsche vredegerechten. Dr. MOLHUYSEN (N. N. B. W. IV, 496) en prof. COLENBRANDER Gedenkstukkendl. II, 1795-1798, blz. 508, noot 3) zwijgen over het eerste. Dr. COLENBRANDER deelt evenmin mede, dat DASSEVAEL onder Willem I griffier-archivist der Staatssecretarie werd, een werkkring die toch niet ten achter stond bij het eveneens door hem bekleede secretariaat van de Algemeene Rekenkamer. hij zich onledig met het verzamelen van „stukken en bijzonderheden tot de menigvuldige onderscheidene materien van publiek belang behoorende, waardoor de ondergeteekende in staat is, om met betrekking tot alle mogelijke bijzondere materie, welke men zoude goedvinden te designeren, volledige historische notiën te suppediteren, waaruit de resultaten der Hollandsche Organieke en Administratieve Wetgeving, en de mate van mogelijkheid of onmogelijkheid van der- zelver uitvoering, op eene zeer eenvoudige en duidelijke wijze zou kunnen blijken. Behalve de opgegevene particuliere collectie berusten ook ambts halve nog onder den ondergeteekende alle de Publieke Archieven van Staat2), welke, voor zooveel betreft het tijdvak, vroeger dan 1798, berusten op het Binnenhof in den Haag, onder bewaring van den heer Boellaard3), voorheen Commis Indexmaker ter Staats-Secretarij, en, voor zooveel aangaat het latere tijdvak tot heden, voorhanden zijn te Amsterdam4) in het huis Crevenna5), over het voormalig Raadhuis, bewoond door den heer Verheyen6), gewezen secretaris der comman- dementen van den gewezen Prins Gouverneur Generaal. Dr. EBELL herinnerde hieraan in dit orgaan, jaargang 1932-1933, blz. 163. De vrucht van deze nasporingen is het Geschiedkundig overzigt der Koninklijke voor schriften omtrent het beheer der Staatsuitgavan in Nederland (Den Haag Amsterdam 1822; ook in het Fransch, Den Haag 1822). jammer genoeg bracht zijn Administratief handboek; Tijdrekenkundige Plaatsaanwijzing der wettenbesluiten en verordeningen van het Fransche Keizerrijk, - en betreffende hetKoningrijk der Nederlanden enz. het niet verder dan tot een „berigt van inteekening" (Amst. 1832). 2) Van Wi|N, die 5 Juli 1802 benoemd was tot „Archivarius der Bataafsche Republiek," liet zich krachtens zijn instructie niet in met archivalia van na 1648, die onder de algemeene secretaris en zijne ambtenaren bleven berusten (BAKHUIZEN VAN DEN BRINK, Overzigt van het Nederlandsche Rijks-ArchiefDen Haag 1854, blz. 5). 3) Ook HuilGENS was daarmede belast (BAKHUIZEN, a. w. blz. 12\ 4) Bij de residentiewisseling van Koning LODEWI|K nam DASSEVAEL dus slechts de archivalia van na 1798 daarheen mee. BAKHUIZEN (a. w. blz. 12) liet in het midden of de stukken van 1795-1798 toen ook uit Den Haag weggevoerd waren. 5) Mr. A. LE COSQUINO DE BUSSY, gemeente-archivaris van Amsterdam, was zoo welwillend mij een afdruk te zenden van de studie van Dr. J. C. BREEN, getiteld Het huis van CREVENNA, N.Z. Voorburgwal 212 te Amsterdam, verschenen in De Bouwwereld van 20 April 1921, en bestemd om deel uit te maken van de bundel Uit Amsterdams Verleden (blz. 121-125). Daaruit blijkt, dat deze „grootsche woning" van CREVENNA in 1808 door het Rijk is aangekocht. Volgens P. H. WITKAMP, Amsterdam in Schetsen (Amst. 1861, blz. 95) werd (en bleef tot de inlijving van 1810) in dit gebouw de Staats secretarie gevestigd. Evenzoo volgens C. VAN DER VlIVER, Wandelingen m en om Amsterdam (Amst. 1829, blz. 227). In 1819 verkocht het Rijk dit fraaie gebouw, dat in 1823 eigendom werd van de twee Amsterdamsche departementen van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Een kleine eeuw later werd het andermaal Rijkseigendom, maar slechts om gesloopt te worden en plaats te maken voor het giro-kantoor. 6) Vermoedelijk is dit VERHEYEN, als secretaris van de Prins-Stedehouder afgebeeld op het schilderij van VAN BrEE) De intocht van Napoleon te Amsterdam, gereproduceerd bij prof. dr. H. BRUGMANS, Geschiedenis van Amsterdam van den oor sprong af tot heden (dl. VI, Amst. 1932, blz. 609). (Mededeeling van de archivaris van Amsterdam.)

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1935 | | pagina 25