119 In memoriam Dr. W. Goossens. Ons Nederlands archiefwezen wordt in de laatste jaren wel zwaar beproefd; door aftreden en overlijden gingen keer op keer voor- treffelike krachten voor den onmiddeliken archiefdienst verloren: Prof. Fruin, Mr. Ebell, Dr. Heeringa, Dr. Schoengen, Dr. Poelman. Zo is door de omstandigheden het sterven van Dr. Goossens een nog groter verlies dan het ook zonder dit alles reeds zou geweest zijn. Dr. Goossens was tussen de Nederlandse archivarissen door afkomst en vorming een biezondere verschijning. Hij stamde uit een oude, welgestelde boerenfamilie, die haar zetel en haar bezittingen had in Berg-en-Terblijt, tussen de mooie heuvels ten Zuiden van het Geuldal. Daar werd hij op 3 April 1869 geboren, daar heeft hij zijn jeugdjaren doorgebracht en er die sterke liefde voor zijn geboorte grond gekregen, die iedere Limburger eigen is, maar in hem en in zijn werk zéér nadrukkelik uiting vond. Vaak vertelde hij, hoe hij daar als jongen de Mis diende voor de kapelaan van zijn dorp, (oseph Habets, de schrijver van de Geschiedenis van het bisdom Roermond, de archeoloog en latere Rijksarchivaris in Limburg,wiens werk hij zelf eens tot in alle onderdelen zou voortzetten. Na zijn studies aan het Bisschoppelik College te Weert, in Rolduc, en aan het Groot-seminarie te Roermond werd hij in 1892 tot priester gewijd. Aan de Universiteit van Leuven is hij daarna als historicus gevormd, voornamelik door Professor Gauchie, van wie hij de streng wetenschappelike methode leerde, welke zijn werk ken merkt. Sterk onderging hij hier de invloed van het in Fransen geest gevormde milieu, zoals nog zovele Limburgse intellektuelen van zijn generatie. In 1894 werd hij benoemd tot leraar in de geschiedenis op Rolduc, en hij heeft daar gedurende 22 jaar, tot 1917, zijn lessen gegeven. Zijn eigen studie zette hij ernstig voort, en in de loop der jaren werd hij naast de rijksarchivaris Flament de beste kenner van de historie van zijn gewest. Hij promoveerde in Leuven in 1910 op proefschrift Étude sur les États de Limbourg et des Pays a'Outre- Meuse pendant Ie premier tiers du XVIII. siècle. Vanaf de eerste uitgave van de Revue d'histoire écclésiastique werkte hij mee aan de kroniek en de uitstekende Bibliographie van dit tijdschrift tot 1922. Zijn eigen instituut, Rolduc met zijn eeuwenoude historie, had vanzelfsprekend een groot deel van zijn belangstelling; in Rolduc in Woord en Beeld, door Dr. R. Corten en A. H. M. Ruijten, is het ge deelte betreffende de oudere tijden van zijn hand. Hij was op Rolduc de officiële bibliothekaris-archivaris, en hij heeft dit bescheiden ambt, dat het eigenlike begin was van zijn carrière in de archiefwereld. IN MEMOR1AM W. H. GOOSSENS 1869—1933

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1934 | | pagina 9