Gemeentelijke archiefdiensten hebben slechts weinige steden, te 221 S. J. FOCKEMA ANDRE/E. 220 functies zijn ontstaan. Hoe echter deze bestanddeelen te sche.den van den verderen inhoud der archieven van kerkelijke organen, waarmee zij immers een „organisch geheel" uitmaken? Zacht wat deze opstelling is immers ideël? Van afscheiding is geen sprake: slechts van een verwijzing. Hoofdgroep B, de „hiërarchie eccésiastique is ook uiterst rijk geleed. De Katholieke kerk valt, onder den éénen Nuntius, al dadelijk uiteen in drie riten: de latijnsche, de grieksch-unitarische en de armeensche. Hiernaast staat de grieksch-orthodoxe kerk. Hervormde kerken en kerkelijke archieven heeft men wederom in drievoud: luthersche, gereformeerde en die der Moravische broedergemeente. De joodsch-kerkelijke archieven konden hier ook nog genoemd zijn. De ondergeleding van iedere kerk zal men zich, bij de internationa e organisatie der kerken, kunnen voorstellen. Zuiver particuliere archieven sluit de schrijver uit; ook archieven van liefdadige instellingen e.d. kwamen voor zijn doel blijkbaar met in aanmerking. Waar berust nu deze groote archiefschat? Voor verreweg he grootste deel in de Staatsarchiefdepóts: thans nog min of meer voorloopig georganiseerd, maar binnenkort hoopt Warschau zijn hoofddepót met 90 km planklengte te hebben, waarnaast dan iedere provinciale hoofdstad het hare krijgt. Bij de groepeering der bestand deelen over de verschillende depóts komen, evenzeer als trouwens bij de toewijzing van archieven van staten, vragen ter tafel, die ons van huis uit bekend zijn. De schrijver stelt de kwestie even kort als zuiver door tegenover het „pricipium provenientiae het herkomst- beginsel, het „principium pertinentiee", het betrekkings-beginsel te plaatsen. weten: Krakau, Lódz, Lwów (Lemberg), Przemysl, Torun (Thorn), Wilno. De stadsarchieven van het voormalige Russische territoir zijn in de staatsdepóts ondergebracht en blijven er; ook verder streeft men krachtig naar bewaarneming. Eigen archiefdiensten heeft nog de R K kerk zoo de domkapittels van Krakau en van Wloclawek en de diocesane depots van Pelplin, Plock en Poznan (Posen). Voor dorps- en heerlijkheidsarchieven e. d. m. dient men nog te letten op ettelijke kasteel-archieven en - op de handschriften-collecties der bibliotheken. Warschau, om bij de hoofdstad te blijven, heeft een uiterst expansieve nationale bibliotheek, die, steunend op een roem rijke traditie uit het zich verjongende Polen der 18e eeuw, ook „historische handschriften" in den ruimsten zin binnen haar sfeer heeft getrokken. De congresgangers hebben gelegenheid gehad, haar voorloopige resultaten te bewonderen1). In den Guide is eenige animositeit tusschen archief en bibliotheek te beluisteren. Wat de bibliotheek heeft, laat zij niet meer los. Een argument te meer voor het „ideëele inventariseeringssysteem. We dwalen af. Het is onmogelijk, op Dr. S.'s boeiende uiteen zettingen nader in te gaan. Volstaan we met de vermelding van drie anecdotische feiten uit het boven aangehaalde artikel van Dr. Mantteuffel. Ten eerste: Polen kan zich evenmin als Nederland een archiefschool veroorloven, doch men weet zich te behelpen door middel van „cours de perfectionnement" gedurende een korte periode in elk jaar cursussen, die ook van ambtenaren uit andere staats diensten veel belangstelling ondervinden. Ten tweede: den ambtenaren, die wetenschappelijk werkzaam zijn, kan worden toegestaan, daarvoor een deel van hun diensttijd te gebruiken; en om het raadplegen der archieven buiten den bureautijd (in Polen algemeen circa 8-4) mogelijk te maken, is de leeszaal ook van 5 tot 8 uur 's avonds open (men eet eerst om 9 uur). Ten derde: de toch al vrij hooge leges worden in geval van aanvragen voor genealogische doeleinden verdubbeld. Een ook in Nederland welbekend verschijnsel moet daardoor bestreden worden. Zoo is er dus in het internationale archiefwezen meer gelijk dan eigen: - welke overweging een laatste aanleiding tot kennis making met Dr. Siemienski's welverzorgde uitgave moge zijn. (O. Greiffenhagen en R. Kenkman). Fünfzig ahre wissenschaft- licher Arbeit im Revaler Stadtarchiv. Tallinn (Reval) 1933. 76 bh, 8°. In 1883 werd de eerste gemeente-archivaris over het stadsarchief van Reval aangesteld en de huidige archiefdienst van Estlands hoofdstad vond aanleiding, van het resultaat dier vijftig jaren een afzonderlijk bericht te doen verschijnen. Er is eenige reden voor een feeststemming. Ook hier toch hebben de na-oorlogsche toestanden, gelijk in Polen, een krachtigen invloed ten goede op de zorg voor de documenten van het eigen, nationale verleden gehad. De materieele verzorging zoowel als de inventarisatie van Revals oude en nieuwere archieven hebben daarvan mede de vruchten geplukt. Tot de dertiende eeuw gaan de oudste documenten dezer verzameling terug. Het oud-archief (tot 1800) is echter niet zeer omvangrijk; het huist nog in de gelijkvloersche (gewelfde) verdieping Bibhothèque nationale Varsovie, Catalogue de I'exposition des collections nistoriques, Varsovie 1933, met uitvoerige inleiding, beschrijving van het tentoon gestelde en 25 afbeeldingen.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1934 | | pagina 60