218 bijeengebrachte, archiefmassa's. Aan de vraagstukken van die orde is gewijd het hier aan te kondigen werk, geschreven door den directeur van het centrale oud-archiefdepót te Warschau. Het boekje is gesteld in het Fransch; het bezit ook Fransche klaarheid en een Fransch-verzorgden vorm. De keuze van een wereldtaal had echter nog een bijzondere reden. Het gold hier nl. tevens een gelegenheids-publicatie voor het internationale congres van historici, te Warschau in Augustus 1933 gehouden. Deelnemers aan congressen plegen te worden bedolven onder drukwerken van vaak zeer tijdelijke waarde. In zooverre valt deze publicatie uit den toon. De zonnige achtermiddag aan de Weichsel, waarop uw recensent het eerst met Dr. Siemienski's Guide kennis maakte, leverde hem het zuiverste genot van archiefwetenschappelijke studie, dat hij ooit gekend heeft. De ontvangst, die de Poolsche archivisten hunnen collega's uit den vreemde daarna bereiden, kon slechts een reeds gevestigden indruk versterken. De vraag, die zich de Poolsche archiefverzorgers eiken dag moeten stellen, is deze: hoe komen we spoedig en praktisch tot een wetenschappelijk-verantwoord resultaat? Dr. Siemienski's antwoord luidt: door de ideëele ordening van de materieele ordening consequent te scheiden. Men handhave b.v. de reeds bestaande, ons ook zoo bekende, algemeene chartercollecties der archiefdepóts. Men plaatse in het magazijn de telkens nieuw inkomende bestanddeelen uit Rusland, uit Duitschland, uit Tsjecho- Slowakije en van waar niet al - eenvoudig naar de volgorde van ontvangst. Maar men vervaardige, naast de reëele magazijn- of standcatalogi van de depóts, ideëele inventarissen der archieven volgens het herkomstbeginsel. De magazijnnummers, zegt hij, hebben slechts waarde voor den magazijnbediende. Waarom zouden we achterstaan bij de groote bibliotheken, die, onder den druk der noodzaak, immers reeds lang met de systematische opstelling van hun materiaal gebroken hebben? Waarom de systematische be schrijving uitgesteld, zoolang er nog bestanddeelen elders berusten? Waarom, tenslotte, bestaande en in hun soort bevredigende rang schikkingen verstoord, op het gevaar af, dat langen tijd een chaos zal heerschen? Het betere wordt dan immers de vijand van het goede? Van de aldus opgevatte beschrijvings-methode is de Guide een proeve. Andere archiefgidsen baseeren zich alle op de depóts. Niet deze. Hier legt men de systematische orde der archieven van oud-Polen ten grondslag; eerst nadat die orde is beschreven en in tabellarische overzichten vastgelegd, gaat men mededeelen, waar de bedoelde archieven alzoo te vinden zijn. 219 Naar den tijd onderscheidt men hier drie perioden in de archief vorming. De eerste periode betitelt onze auteur als die der „archives du destinataire Het is de tijd van de charters; de tijd ook, dat de meeste archief-vormende organen niet de moeite nemen, boek te houden van hunne handelingen of van de door hen uitgevaardigde stukken. Gaat men tot dit laatste over, dan vangt de tweede periode aan: het tijdperk, waarin de protocollen en registers heerschen, in de Poolsche archieven zelfs zeer sterk o v e rheerschen. Tegen het begin van den nieuwen tijd (hier: 1764) doet de derde periode haar intrede; de archieven krijgen den vorm van seriën verbalen met bijlagen; er vormen zich „akten" naar den Duitschen zin van dit woord. Over agenda- en dossiersystemen behoeft Dr. S. hier niet te spreken; met finis Poloniae eindigt zijn verhandeling. Het bereikte tabelvormige overzicht der archiefscheppende organen (agents créateurs d archives) van Oud-Polen is ook merkwaardig genoeg om er iets uit mede te deelen. Hoofdonderscheiding: A. Wereldlijke organen. B. Kerkelijke organen. Onder A drie hoofdgroepen I. Staatsorganen, zoowel centrale als gewestelijke en plaatselijke. II. Organen van autonome instellingen. III. Organen van heerlijkheden, t.w. bezitters van heerlijke rechten. Groep II is voor ons het belangwekkenst. We vinden daaronder: 1. de provinciën en andere Rijksdeelen; 2. de „Staten t.w.: geestelijkheid, steden en dorpen; 3. de organen van nationale minderheden als Armeniërs, Tartaren; 4. de hoogescholen, die autonoom georganiseerd zijn. Opvallend is het, dat de ridderschap bij de „standen" ontbreekt. De edelen, zegt de schrijver, hadden zoozeer het overwicht in de staatsorganen, dat zij geen behoefte gevoelden aan het vormen van standsorganisaties. Als wij een opmerking mochten maken, zou deze de rangschikking der „heerlijkheids-archieven" onder groep III gelden. Ons inziens - salvo meliori - heeft deze groep geen recht van bestaan. Als „souverainité patrimoniale betitelt de schrijver haarhoe is echter souvereiniteit binnen een staatsverband mogelijk? Al had nu de Poolsche heer veel absoluter macht over zijn dorp dan de „heer" in Westeuropeesche staten, toch schijnt het juister, ook hierin slechts een vorm van autonomie (inclusief zelfbestuur) te zien en de archieven van deze soort onder groep II sub 2 naast de archieven der dorps- organen te plaatsen. De geestelijkheid komt onder dit hoofd slechts voor als „Staat", dus met haar archiefstukken, die uit haar optreden in politieke

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1934 | | pagina 59