212 waterstaatswerken en hoe verspreid die gewoonlijk liggen, en dikwijls nog onopgemerkt in de archieven schuilen. Hoe rijk het Algemeen Rijksarchief ook is aan 16e eeuwsche kaarten toch zal men daar afbeeldingen van sluizen uit dien tijd met een lantaarntje moeten zoeken. Waarlijk, onze kennis van de Middeleeuwsche sluizen is nog vrijwel nihil, zoolang die van de 16e eeuw nog zoo vaag is. Dr Beekman moet dan ook in zijn Dijks- en waterschapsrecht vóór 2796 verklaren, dat hem de juiste beteekenis van de verschillende bena mingen veelal ontgaat. 2) Toevallig bezit ik een afbeelding van een dezer Rijnlandsche schetsen, en wel van de Gouwesluis (1562); en wat zien we hier? Geen schutkolk, dus geen schotdeuren op zekeren afstand van elkaar, maar slechts één schotdeur; het verschil in waterstand moest dus vrijwel wel niets zijn, wilde men doorvaren. 3) Ik twi]fel met of een studie van dit onderwerp - en zeer Hollandsch bovendien - zal in het archief van Rijnland goede vruchten afwerpen. Vinden we niet bij Vierlingh het bestek van de Spaamdammerslu.s van 1567 ingelascht, en blijkt niet, dat deze ontworpen is met drie paar deuren, dus puntdeuren4) Wie mijner collega's verrast mij eens met de mededeeling, dat hij dergelijke puntdeuren al eerder heeft aan getroffen? In het zeer uitvoerig bestek van 1565 van de sluizen te Edam en te Schardam in het archief van de Uitwaterende Sluizen onder no. 285), vind ik een fraaie beschrijving van een sluis waar geweldige windwerken zorgen voor het ophalen van de geweldige 213 schotdeuren, zooals de modernste techniek ze thans van beton, opnieuw vervaardigt. Wel bevat het archief der stad Haarlem fraaie afbeeldingen van sluizen maar ik meen dat Rijnland hier ook de kroon spant. Dat over de latere technische uitvindingen een en ander in den inventaris opduikt, verbaast ons dus ook niet. 2) Maar waar zou het einde zijn, wanneer ik in bijzonderheden ging afdalen tot den rijken inhoud voor de geschiedenis; één zaak wil ik nog noemenreeds Ramaer 3) gebruikte voor zijn omvangrijke studie over de oevers van het Haarlemmermeer de kostbare morgen- boeken, waaraan de namen van niemand minder dan Simon Meeusz, burgemeester van Edam, bekend landmeter en kaartmaker uit het midden van de 16e eeuw, of de gebroeders Sluyter zijn verbonden.4) Hier vindt de beoefenaar der economische geschiedenis vanaf ongeveer 1544 meermalen, vanaf 1563 regelmatig om de 4 jaren de leggers van grondeigenaren en -gebruikers; uit eigen ervaring ken ik het oudste morgenboek van Haarlem „van ouds genoemd de Kercksack, anno 1544", zooals de Catalogus van 1894 dit boek ver meldt tusschen allerlei 17e en 18e eeuwsche stukken in, thans op blz. 141 tusschen andere soortgenooten in vermeld op de rechte plaats. Ook voor de plaatsbeschrijving en namenkunde levert zulk een morgenboek schitterend materiaal op. Het is te hopen dat de arbeiders niet weinig meer zullen zijn, waar de oogst zoo groot is: Meylink 5) ging voor in 1848, Fruin 6) volgde 40 jaren later, Ramaer was geen moeite te veel om slechts dezen te noemen: de geschiedenis van Zuid- en Noord-Holland kan er slechts bij winnen. R. D. BAART DE LA FAILLE. li ter Gouw V 1886 blz. 427 spreekt van een plan om een vaart van Amsterdam Mrwfnort te maken in 1554, wijst op de biibehoorende kaart, dit is een sche lt schetïkenijg Tn het platteland 'van N. en Z. Holland en Utrecht met aanw„zmg oavan alterlei sluizen, een der merkwaardigste kaarten op d.t gebied: de sluizen z„n in opstand scherp geteekend, soms met kolken, maar volstrekt met alti|d, ze berust In het gemeentearchief Amsterdam; vgl. (Catalogus) Tweede tentoonstel/mg Museum Fodor 10 September27 November 1932. Kaarten, profielen en panorama s van Amsterdam, no 4. Waar het kanaal in den Ouden Ysel moet vallen ,s een schutsluis met kolk ontworpen, met aan de N.zijde een schotdeur, aan de Zuidzi]de soms 2 punt deuren? Het windwerk ontbreekt tenminste. r, 2) II blz 1612 op verlaat; ook het Middel Nederlandsch Woordenboek geeft wel veel op de verschillende benamingen, maar niet voldoende, evenmin als het groote Woordenboek der Ned. taal. 3) Ik dank deze afbeelding aan den heer MANDERS, Opzichter van den Pro vincialen Waterstaat te Leiden, die speciaal voor dit onderwerp belangstelling ^°ef^rt. i) A VIERLINGH. Tractaet van dyckagie, uitgave DE HULLU en A. U. VER HOEVEN R. G. P. Kleine serie 20. 1920 blz. 250-46; V. geeft een schat van bijzonderheden blz. 170 - 260 uitsluitend over slu,z^"' Vf; X^THON,SZ VAN Am- YXXIXV door VERHOEVEN. Op het schilden; van CORNELIS ANTHONISZ. VAN ïïïam 1536of de houtsneekaa* van 1544 zijn de sluizen niet scherp genoeg weer- qegeven om uit te maken welke soort het is. 51 B M DE (ONCE VAN ELLEMEET, Inventaris, gedrukt in Inventarissen Ki/ks- archieven I. 1928 no. XVII. FRANZ. M. FELDHAUS Leonardo der Techmkerund Erfinder, lena 1913 geeft blz. 27 een duidelijke afbeelding van een sluiskolk met schot deuren; de puntdeuren waren DA VlNCI blijkbaar met bekend; hi| stierf 1519. A. Enschedé. Inventaris II no. 1432, enz.; vgl. Ill achteraan Atlassen en kaarten, o.a. 225. Mr. BEL0N|E geeft in zijn De Schermeer 1633—1933. Wormerveer 1933 blz. 20/21 nog iets over de 17e eeuw. 2) Vgl. ook hier CONRAD blz. 165—178. 3) C. RAMAER. De omvang van het Haarlemmermeer. Uitgegeven door de Kon. Akademie, Amsterdam 1892 blz. 46 66. 4) In de bijlagen tot de rekening over 1543 vond ik in 1923 reeds de hand- teekeningen dezer landmeters, ook die van een mij onbekenden YSBRAND SLUYTER, broeder van |ACOB en PlETER; de rekening over dat jaar, natuurlijk in 18e eeuwsch afschrift, leek mij wel zeer summier, maar de dikke lias bijlagen vergoedde alles. Hier vond ik o.a. de landmeters-examens. Vgl. W. DlEPERlNK. De techniek van het landmeten in een tweetal tijdperken der geschiedenis Wageningen 1928, blz. 10. Op het belang dier bijlagen wees ik vroeger reeds bij mijn bespreking van G. LUGARD'S Inventaris van het archief van de Krimpenerwaard, in N. Archievenblad 1927/28 blz. 239 - 41. 5) A. A. MEYLINK. Geschiedenis van het hoogheemraadschapvan Delfland. 's-Gravenhage 1848 in de Bijlagen. 6) Herdrukt: Verspreide geschriften VI, 1902 blz. 176 v. GEVERS VAN ENDEGEEST geeft in de voorrede van zijnHet hoogheemraadschap van Rijnland. 's-Gravenhage 1871 een beredeneerd overzicht van de litteratuur over Rijnland tot op dat tijdstip. Vgl. ook L.. F. ÏEIXEIRA DE MaTTOS. De waterkeeringen, waterschappen en polders van Zuid-Holland, I. Afd. I 1906. Het hoogheemraadschap van Rijnland.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1934 | | pagina 56