210
Wie mocht denken, dat met dezen inventaris nu de een'9e
gids was geschapen vergist zich; nog talrijke indices zijn vervaardigd,
ik denk aan den index der vergunningen en vonnissen van den
oudsten tijd tot en met 1857, door de welwillendheid van d»kgraaf
en hoogheemraden ook aan de provinciale inspecteurs in Zuid- en
Noord-Holland geschonken, een boekdeel op zichzelf in machineschrift.
De Inleiding bevat nog allerlei verrassingen: een lijstje van
secretarissen, mededeeling over zegel en wapen, tijdsbepaling, waarde
bepaling van de in de rekeningen gebruikte geldswaarden, grootte
bepaling, met verwijzing naar uitvoerige opstellen van de hand des
bewerkers, en herleidingstabellen.
Maar de Handleiding spreekt niet alleen van plichten, ook van
eereplichten, n.l. het publiceeren uit het archief nadat dit beschreven is.
Het zou mij te ver voeren, op dit onderwerp nader in te gaan. Toch
wil ik nog vermelden, dat het vinden van de oude koperen platen
van de kaart van Floris Balthasar 1615 den archivaris een aanleiding
is geweest, naar die platen een herdruk te bezorgen met een zorg-
zuldige inleiding.
En zoo kom ik vanzelf op een totnogtoe niet genoemde Bi)lage t>
een lijst van kaarten tot 1615, het jaar van bovengenoemde kaart.
In tegenstelling tot de stiefmoederlijke wijze, waarop bij de beschrijving
van een archief, de kaarten worden behandeld is hier nu eens aan
deze archiefstukken alle recht wedervaren. Zooals ik in het begin
schreef, is deze inventaris een samenvatting van oudere inventarissen
zoowel van geschreven documenten als van kaarten, en z.)n de
laatsten overal bij de dossiers vermeld, althans indien dit doenlijk
was.2) Hoeveel nut de afzonderlijke inventarissen van kaarten uit den
tijd van Hingman, zoowel in Den Haag als in Leiden, hebben a ge
worpen, is het toch een zeer ernstig bezwaar, dat de kaarten uit de
dossiers zijn gelicht, en het achteraf de grootste moeite kost, ze
weer in het verband terug te brengen, zij het ook alleen theoretisch.
Maar daarnaast doet het goed te zien, hoe de oudsten als incunabula
der kartografie zorgvuldig zijn beschreven en niet minder zorgvuldig
zijn gedateerd. Wie zich de moeite getroost, verschillende nummers
uit deze bijlage na te slaan in den Inventaris van 1882, zal een
211
groote schrede voorwaarts zien. Wel laat zich deze bijlage wat om
vang betreft, niet vergelijken met het Haagsche materiaal, maar wat
kwaliteit betreft, mag ze gezien worden. Kon Dr. Enklaar ons tot
voor kort verrassen met het Oooische schetsje van 1472 als het
oudste kaartje uit Den Haag hier vinden we een penteekening
van (1457); afgezien van het Parijsche kaartje door Dr. Hulshof ont
dekt, van 1357 waar de Langstraat en het terrein bij Dordrecht,
zij het ook uiterst vaag, op voorkomen 2), is dit wel een zeer merk
waardig document, al zegt de bewerker terecht dat het „meer
bestemd is om de onderlinge ligging der betwiste voorwerpen dan
de juiste grootte en gedaante ervan weer te geven. Dit document
en het Gooische kaartje van 1472 bewijzen meer voor dan tegen de
door mij 10 jaren geleden uitgesproken meening, dat men ten onzent
het jaar 1500, cum grano salis natuurlijk, kan opvatten als het tijdstip
waarop onze kartografie een (schuchter) begin neemt. 3)
Het is hier de plaats niet, stuk voor stuk deze beschrijvingen te
toetsen: dat de zeer groote kaart van Haarlemmerambacht nu blijkbaar
eens voor al gedateerd is op (1566) verheugt mij uittermate, niet
alleen als Haarlemmer. 4) Slechts de ingewijde kan beseffen, hoeveel
geduld en studie vereischt wordt om zulk een lijstje samen te stellen.
Maar deze lijst ontleent haar belang ook nog aan iets anders
mij is geen ander archief bekend, waar uit zoo ver verleden zulke
fraaie teekeningen bekend zijn van oude sluizen. Hier gaat een
geheel nieuw gebied open voor den beoefenaar van de geschiedenis
van den waterstaat in Nederland. Toen F. W. Conrad 5) zijn bijdrage
schreef over de eerste schutsluizen in Holland, die eerder een ver
kenning mag heeten, waren deze teekeningen hem blijkbaar niet
bekend, leder die belang stelt in de geschiedenis van onzen water
staat weet bij ervaring, hoe weinig afbeeldingen er zijn van oude
Vgl. mijn opstel: De behandeling van kaarten in onze archieven
Ned Archievenblad 1929/1930 blz. 141-150; over Rnnland aldaar blz. 142. naar ik
hoop worden de zeer praktische houten kasten in de brandvrne bewaarplaats g^racht
of nog beter, door stalen vervangen: de moderne kantoormeubelfabneken leveren
voortreffelijke ladekasten.
2) De bewerker heeft mij eens medegedeeld, dat het aantal kleine schetsies v
in de duizend liep, en het dus ondoenlijk werd ze stuk voor stuk e no me des te
gelukkiger, dat tot 1615 zooveel zorg aan de oudsten rs besteed, dit wat betreft
mijn eisch op blz. 147 van mijn opstel, om alle kaarten te vermelden.
y.' Archievenblad 1931/32, blz. 188 met afbeelding, in zijn doorwrochte
studie aldaar over: De oudste kaarten van Gooiland en zijn grens-
gebieden blz. 185 205. Dr. AVIS bereidt over de oudste Hollandsche kaarten een
studie voor; vgl. Verslagen Rijks Oude Archieven 1932 blz. 21.
5 Aanteekeningen „Provinciaal Utrechtsch Genootschap 3. Juni 1912, Utrecht
1912 blz. 83, ook afgebeeld in zijn: Verslag van een onderzoek te Parijs Utrecht
1912 blz. 83.
3) N Archievenblad 1924/25 blz. 8-10. Vgl. W. DlEPERINK, De techniek
van het landmeten in een tweetal tijdperken der geschiedenis. Wageningen 1928 blz.
9 en 10, en S. J. FOCKEMA ANDREAE in: Catalogus mapparum geographicarum ad
h/storiam pertinentium. Varsoviae mense Augusto MDCCCCXXXIII expositarum blz. 111 v.
Vgl. mijn uitvoerige beschrijving en dateering (1544 Catalogus historische
tentoonstelling Haarlem September 1923, onder no. 239, waar ik reeds wees op de
Haagsche kaarten no. 2436 uit 1552 en 2453 uit 1553 door PlETER SLUYTER. Een
verkleinde afbeelding voegde Mr. FOCKEMA ANDREAE toe aan zijn opstel over Haar
lemmerambacht in jaarboek Haerlem 1932 blz. 40.
5) Verspreide bijdragen 1849 blz. 1-19.