196
zeker noodig. Uit de aankondiging van de catalogus der tentoon
stelling door de heer C. A. van Fenema valt ook af te leiden, van
hoeveel belang afstammingsonderzoek, uit een wetenschappelijk oog
punt bezien, is.
Thans overgaande tot de bespreking van de „Regels worde in
herinnering gebracht, dat ik hiervóór reeds de aandacht heb gevestigd
op de inhoud van het voorwoord.
In het boekje vindt men overigens 4 afdeelingen.
1. Het maken van de kaarten. Hierin worden een 25-tal
regels genoemd, die bij het maken der kaarten gevolgd zijn. Het
verdient aanbeveling, dat zij die zich met een arbeid als door dit en
andere instellingen verricht wordt, bezig houden, deze 25 regels zorg
vuldig lezen. Het maken van naamklappers geeft eigenaardige moeilijk
heden. Zij, die wel eens beproefd hebben om een naamklapper te
maken op een oud doopboek van omstreeks 1600 (in het Latijn gesteld)
zullen allicht geen raad weten met alle Joannes Joannis. Om het werk
te bespoedigen komt men er allicht toe deze allen onder één opgaaf
in de klapper te „vangen", waardoor echter het gevaar ontstaat
van verwarring. Is de naam der moeder overal medegedeeld, dan kan
natuurlijk met bijvoeging van deze, groepeeringen worden gemaakt.
Intussen blijven daar dan buiten de namen dergenen, die als getuigen
bij een acte optreden. Het is daarom zoo juist gezien bij deze „Regels'
om zoo uitvoerig mede te deelen, welke richtlijnen men te volgen
heeft. Als archivaris zal men misschien wat vreemd staan tegenover
regel 12 b.v.„Nederlandsche patronimica worden als familienaam
„op de kaart ingeschreven. David Jorisz. komt dus op de kaart
„Jorisz. (David)". Intussen moet deze regel 12 onmiddelijk in verband
worden gebracht met 13. „Blijkt het uit de afschrift-acte, dat een
„patronimicum tot familienaam geworden is, dan wordt de naam op
„de kaart onderstreept. In de acte staat: Evert Willem Jans z. v.
„Willem Berend Jans, dan komt op de kaart Jans (Evert, Willem) Jans
(Willem, Berend)." Dit in het oog houdend, zal men dus niet licht
tot verwarring kunnen komen, ook al was men tot dusverre gewend
patronimica niet op dezelfde wijze als een familienaam te behandelen.
Bij het indiceeren van oude doop-, trouw- en begraafboeken geeft
het in kaart brengen op het patronimicum nog het voordeel, dat men
nu eenigszins bijeen heeft, de kinderen uit een huwelijk gespro
ten, terwijl de rangschikking op de voornamen het hoogst moeilijk
maakt om zoo noodig broers of zusters op te sporen, omdat men
de voornamen van dezen niet weet.
197
2. Het rangschikken der kaarten, voordat deze in
de laden worden geborgen. Als afwijkende van wat hier als
gebruikelijk wordt aangenomen, noem ik van de 8 hieronder gegeven
regels, die onder no. 2: „Namen die afwisselend met andere begin-
„letters voorkomen worden op die beginletters afzonderlijk gehouden.
„Dus: Cool en Kool afzonderlijk met een verwijzing naar elkaar."
En ook no. 5: „De ij komt na de x, de y komt tusschen de ij, er
„wordt dus geen verschil gemaakt" enz.
De afdeelingen 3 (Het opbergen der kaarten in de laden
der registerkaarten) en 4 (C e nt r a a I - r e g i st e r) geven geen
aanleiding tot opmerkingen, al meen ik te moeten aandringen op de
noodzakelijkheid, dat een ieder, die in deze zaken belang stelt, op
de hoogte dient te zijn van hetgeen de Regels daaromtrent bevatten.
Er zal misschien door de een of ander eenige kritiek op deze
regels kunnen worden uitgeoefend. Men moge dan ook in aanmerking
nemen, dat met dit werk reeds geruime tijd geleden is aangevangen,
dat men van toen af zekere regels moest volgen, die ten doel
hadden de practische bruikbaarheid te bevorderen, en dat het nu niet
wel weer mogelijk is verandering daarin te brengen, ook al ware men
overtuigd, dat het misschien beter ware geweest, dat men van de
aanvang af anders had gehandeld. In ieder geval hebben deze Regels
nog eens de aandacht gevestigd op het bestaan van het Bureau en
de belangen, die het dienen kan. Dit mag der „Directie" als ver
dienste worden aangerekend.
Het bovenstaande was, in eenigszins anderen vorm, geschreven,
toen mij het verzoek bereikte om ook een bespreking te wijden aan
de jaarverslagen over 1932 en 1933 door de Directie aan de alge-
meene vergadering van aandeelhouders uitgebracht. Een omwerking
op enkele punten was daarvoor noodig, en een aanvulling moge hier
alsnog plaats vinden.
Onder 1 (Algemeen) worden in de twee verslagen eenige mede
delingen gedaan over de huisvesting van het Bureau. Er wordt her
innerd aan de vervulling van de liefste wensch van de diep-betreurde
president-commissaris van de Vennootschap, de heer C. H. van Fenema,
nl. de vestiging van het Bureau in het centrum des lands, in 's-Graven-
hage, en aan de steun der Regeering. In het verslag over 1933 wordt
voorts vermeld dat de huisvesting (in het rijksgebouw aan de Laan
van Meerdervoort 84, zooals dat over 1932 vermeldde) „voor het
tegenwoordige zeer goed voldoet. Dat alles echter vergankelijk is
op deze aarde, is ook echter nu weer gebleken. Het voortduren van
de crisis, de uitbreiding van de maatregelen door de Regeering in
Nederlandsch Archievenblad, XLI, 1933/4 blz. 100.