166 op de buitenlandsche politiek van Zweden, dat nu in tegenstelling met de vijandige houding van den vorigen koning toenadering zocht tot het revolutionaire Frankrijk. Nadat de Rijksarchivaris H. Olsson, de auteur dezer studiën, verteld heeft van de eruditie der Reuterholm's Nils stond indertijd in correspondentie met Leibnitz en Benzelius en had Linneus als gouverneur voor zijn zoons hun verzamelzin, en hun zucht tot het houden van dagboeken, verhaalt hij voornamelijk wat er na 1819 met de REUTERHOLM'sche papieren is geschied, toen de laatste van het geslacht, C. A. E. R., die in 1864 in armoedige omstandigheden is gestorven, de laatste jaren van zijn leven heeft hij onder curateele gestaan begon de nalatenschap zijner voor vaderen te verkoopen, eerst een deel op een auctie, toen een ander deel aan den Staat in 1824 en in 1827 weer een deel aan de biblio theek der in dat jaar van Abo naar Helsingfors verplaatste Universiteit, voor welker opbrengst vrienden hem een lijfrente kochten. 1927. In het algemeene deel van het jaarverslag maakt de Algemeene Rijksarchivaris melding van een gemeenschappelijke reis van Noorsche, Deensche en Zweedsche archiefambtenaren naar het Vaticaan tot het instellen van onderzoekingen aangaande de geschie denis der Skandinavische landen in de Middeleeuwen tot 1530. Uitvoerig bespreekt hij en in de „Handlingar" laat hij de hierover gevoerde correspondentie afdrukken de aloude Norrland-zaak, die in het zittingsjaar 1926/1927 aanleiding gegeven had tot een inter pellatie in de Tweede Kamer, welke de betreffende Minister had beantwoord met de belofte, dat hij een oplossing zou bespoedigen en advies zou inwinnen bij de deskundigen aangaande den omvang der te verwachten leveranties in verband met de kosten der te stichten gebouwen. 1928. In het algemeen gedeelte constateert de verslaggever, dat de beschikbare ruimte in het Rijksarchief zeer spoedig onvol doende zal blijken, en dat, zeker vóór 1936, de regeering in deze maatregelen zal moeten nemen. Verder vertelt hij van een reis van Zweedsche historici, slechts gedeeltelijk op staatskosten, naar Moskou, welker doel was het reproduceeren van archivalia in het Centrale Archief aldaar, belangrijk voor de Zweedsche geschiedenis, vooral in de jaren 1700 tot 1809. Wel is waar raakte deze reis niet het Rijksarchief als instelling, maar het heeft van de resultaten der reis voordeel gehad, doordat de met een naar de plannen van den architekt T. Sellmann geconstrueerd apparaat vervaardigde reproducties, die ook kunnen worden geprojecteerd, aan het Rijksarchief zijn afgestaaan. Een belangrijke aanwinst was o.a. een volledige serie van depeches van den Russischen gezant in Stockholm in het voor Zweden zoo 167 uiterst gewichtige jaar 1772, toen, zooals men weet, Zweden het lot van Polen bedreigde, en de staatsgreep van Gustaaf III, zeker wel met steun van Frankrijk, een der weinige diplomatieke successen overigens van Frankrijk in dien tijd, een verdeeling van het land heeft voorkomen. Met vreugde maakt hij melding van de oplossing eindelijk, en in overeenstemming met zijn advies van de quaestie der Norrlandsche archiefdepots, nu op de begrooting voor 1928 gelden zijn uitgetrokken voor het ontwerpen en bouwen van depots resp. te Harnösand en Ostersund, mits de laatstgenoemde gemeente den grond schenkt, welke gelden de beide Kamers, ondanks een krachtige oppositie van afgevaardigden, die een splitsing in „lansarkiven" wilden, hebben gevoteerd. Na de gewone rubriek „Handlingar" volgt dan in de afdeeling ordeningen en beschrijvingen ref. kan, hier en elders, ter wille van de plaatsruimte, slechts het belangrijkste bespreken een beschouwing van de hand van den Rijksarchivaris E. Nvgren over het archief van het klooster Paradiso der Birgittijnen te Florence. De Birgittijnenorde is, zooals men weet, een door de H. Birgitta, een Zweedsche, in de veertiende eeuw gestichte mon niken- en nonnenorde, die in 1370 door den paus is goedgekeurd. Het klooster Paradiso, wiens archief in het Archivio di Stato te Florence berust sinds het eind der achttiende eeuw, toen het klooster werd opgeheven, is van alle kloosters dier orde zeker niet het minst belangrijke geweest en heeft dikwijls op de geschiedenis der orde een beslissenden invloed uitgeoefend, grooter dan die van het moeder klooster te Vadstena. Nadat reeds in 1890 en 1921 Zweedsche be langstellenden het archief van het klooster hadden bestudeerd, heeft Nvgren in 1928 gedurende een bezoek van eenige dagen, op de terugreis van Rome, geconstateerd, dat het zeer wenschelijk is, dat men, van Zweedsche zijde, het materiaal in het geheele Archivio di Stato aan een ernstig onderzoek onderwerpt. 1929. In het algemeene gedeelte van het jaarverslag vertelt de Algemeene Rijksarchivaris, dat op zijn uitnoodiging Zondag den 21 sten April leden der beide Kamers van den Rijksdag met bijzondere belangstelling een door hem en zijn ambtenaren ingerichte tentoon stelling van archivalia in de leeszaal van het Rijksarchief hebben bezichtigd en vertooningen van lichtbeelden met Sellmann's boven genoemd apparaat hebben bewonderd. Verder spreekt hij over kasteelarchieven, waarvoor niet alleen in archief- en museumkringen belangstelling bestond - Rijksarchief enCultuurhistorischMuseum hebben in de provincie Kalmar een aantal kasteelarchieven onderzocht, en o.a. op Utrike een deel van het archief van den Zweedschen consul in Genua op het eind der achttiende eeuw ontdekt-; ook particulieren

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1934 | | pagina 33