160 nu een volledige inventaris sindsdien gemaakt en gedrukt is, deze lijst nog aanvullen: de generaal Johan Wolfert van Brederode (1634 de mon quartier a Mook), de student, later Rijksraad Gustaf Bonde, de „Zweedsche Colbert" (1639-1640 Leiden), de syndicus van Göteborg Lars Brom an (1645 Amsterdam), de officieren Anders Blatt en Ernhard Ernreitter (1635 Leiden 1646 den Haag), zekere H. Foust, gemachtigde van de kooplieden Chr. en P. Woltering, die die hulp vraagt in een proces tegen de erfgenamen van J. Six van Chandelier (z. j. Amsterdam), de Middelburgsche diaken J. Hartman, gemachtigde van de Nederlandsch-Hervormde gemeente aldaar (1650 Stockholm), de student Benedictus Hylten (1634 Leiden), de gouverneur van Axel Oxenstierna's neveu Gabriël, later archiel- secretaris Israël Fortelius Laoerfeldt (1638 Amsterdam), de kolonel |ohan OxenstiernA, Axel's zoon, later gezant, zooals gezegd, in West- falen, en Rijksraad (1631-1632 Amsterdam, den Haag, Leiden en Maastricht), de studenten Abraham Rothovius en Olaus Rudbeckius, later hoogleeraar te Upsala en stichter van den „Hortus Botanicus aldaar (1636 Leiden, z. j. Leiden), de officier Th. Sadler (1630 den Haag), de diplomaat Jakob Spens (1624 den Haag en Delft), en zijn zoon Jakob Jr., toen wel student (1648 Leiden), de hoogleeraar J. J. Wissenbach, toen ter tijd rector magnificus (1646 Franeker), de hoog leeraar J. Zenecovius (1630 Harderwijk), de Magistraat van Amsterdam (1648), de Nederlandsch-Hervormde gemeente te Hoorn (1618 en 1641), te Middelburg (1644) en de Luthersche gemeente te Rotterdam (1642), benevens hier te lande geschreven brieven van Fransche en Zwitsersche officieren en diplomaten, en van Boheemsche vluchte lingen, die misschien voor onze geschiedenis van belang zouden kunnen zijn. Zoovelen onder onze geschiedschrijvers hebben het gezegd, niemand betwijfelt het, prof. Kernkamp heeft met nadruk verzekerd,2) Dr. Kolk.ert herhaalt het 3), van hoe groote beteekenis de Oostzeehandel voor ons land geweest is, hoe belangrijk de betrek kingen tusschen ons land en vooral Denemarken en Zweden voor namelijk tusschen 1610 en 1660 waren, en dat wij in deze verhouding de gevenden geweest zijn. Twee eeuwen later zouden de Denen en Zweden, en ook de Noren, in vele opzichten onze meerderen 161 worden; eerst in den laatsten tijd is het besef daarvan in breede kringen doorgedrongen. 3 en 4 Bergsko/legium en KommerskoHegium, administrativa och biografiska anteckningar (1909 en 1912—1915). Administratieve en biographische aanteekeningen noemt de schrijver, de Rijksarchivaris J. A. Almquist, deze beide werken. Administratief in dien zin, dat hij in de beide eerste hoofdstukken een overzicht geeft over het ontstaan - in den tijd, dat Axel Oxenstierna als lid van den regent- schapsraad over koningin Christina en als Rijksraad grooten invloed bezat -, de samenstelling en de functies dezer twee belangrijke bestuurscolleges; biographisch in dien zin, dat hij in de beide tweede en derde hoofdstukken eerst in overeenstemming met de tradities van het Zweedsche en ook van het Deensche archiefwezen een lijst geeft van de presidenten, leden, secretarissen, boekhouders, notarissen voor het protokol fiskalen voor de jurisdictie archivarissen, en de localiteiten noemt waar de colleges hun bijeen komsten gehouden hebben, wat berg- en commerciecollege betreft, een lijst geeft van de ingenieurs, de directeuren en leeraren, aan de mijnschool te Falun verbonden, en de bergmeesters in de verschillende districten een kaart had hier het overzicht vergemakkelijkt in het „Bergskollegium van de consuls onder de alphabetisch gerangschikte namen der staten, waar zij hun ambt bekleedden, in de Nederlanden: den Haag, Middelburg, Rotterdam, Batavia, Soerabaja, Willemstad en Amsterdam, waar de bovengenoemde „faktor" P. Trotzig reeds in 1640 de Zweedsche belangen behartigde de directeuren en leeraren aan de textielschool te Höjentorp en de „provinsialschafrar", de schapenteeltconsulenten, in het „KommerskoHegium", benevens van de door de vier standen van den Rijksdag aangewezen gemachtigden in het „Riksens Standers manufakturkontor", het industrieele bureau van den Rijksdag, waarover straks een enkel woord, daarna deels zeer uitvoerige biographieën van de in die lijsten genoemde func tionarissen 2); in de beide vierde hoofdstukken volgt dan een korte inventaris van de archieven der beide lichamen. Het bergcollege - in 1857 met het commerciecollege vereenigd beheerde den mijnbouw, de productie van zilver, koper, en vooral van ijzer, het commercie college3), evenals het gelijknamige Deensche, de nijverheid, de scheep- 1) Bedoeld is ZEVECOTIUS; ZEVECOTE heeft dapper meegevochten, toen Har derwijk in 1629 door de Keizerlijken werd belegerd. Misschien is de brief wel ge schreven onder den indruk van deze gebeurtenissen. 2) De Sleutels van de Sent (1890), en een opmerking in Memoriën van HARALD Appelboom (t. a. p.), blz. 305, en in Memoriën van IH. RODENBURG (Bijdr. en Med. Hist. Gen. XXIII), blz. 204. 3i Nederland en het Zweedsche Imperialisme (1908), blz. 4. Ook EMANUEL SVEDENBORG is, van 1716 tot 1747 lid van (iet bergcollege geweest. 2) Het Biographisch Woordenboek is eerst in het eerste jaar na den wereld oorlog verschenen, en nu nog niet verder gevorderd dan tot in de D. Zie prof. KERNKAMPS Verslag, blz. 134—137. Hij heeft van het toen nog ongeordende archief slechts de berichten van Zweedsche „faktoren" (consuls) in ons land gezien.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1934 | | pagina 30