158 sterk, de bewaarde protokollen loopen dan niet zoozeer over regee- ringszaken, als over rechtsquesties, de Rijksraad was nl. nog steeds, en bleef tot 1789, tevens opperste gerechtshof. Toch zijn tusschen 1707 en 1715 de protokollen weer zeer omvangrijk, toen de Rijksraad het contact met den koning, die ergens aan de Zwarte Zee resideerde, verloren had en voor hem regeerde, volgens s konings opdrachtde Rijksraad mag doen wat te doen is, wanneer iets voorvalt, dat een snelle behandeling vereischt. In den „Frihetstid" zijn de protokollen natuurlijk weer rijk aan inhoud, loopen weer over regeeringszaken, maar ze missen dan hun levendigheid, de ambtelijke routine doet het individueele karakter der aanteekeningen schade, zij worden van dien tijd af ook telkens ter goedkeuring onderteekend, het in het net schrijven geschiedt door klerken. In het archief der kanselarij zijn een stel „diaria" - klappers lijkt ref. de beste vertaling - bewaard. Zij bevatten aanteekeningen van uitgegane stukken, in het eerst chronologisch naar de data van uitvaardiging gerangschikt, later alphabetisch naar de namen der ontvangers, en onder elke letter weer chronologisch. Zij beginnen onder de regeering van Gustaaf I, 1550, maar in dien tijd zijn die diaria nog niet klappers, maar een soort registers, in dien zin, dat in de eigenlijke registers alleen brieven van gewicht werden afgeschreven, en in extenso, in de diaria brieven van weinig gewicht slechts werden aangeteekendeerst in lateren tijd kan men ze, bij alphabetische rangschikking, klappers noemen. Van den kanselarijsecretaris Silfverstierna is een reeks diaria bewaard, met enkele lacunes, van 1637 tot 1655, van C. Piper een reeks van 1689 tot 1706. Bil. Meddelanden fran Svenska Riksarkivet, Ny Följd II 1, 1902; 2, 1907; 3, 1909; 41-3, 1912-1915; 5, 1916; 61-4, 1917-1923; 7, 1927. 1. Studier öfver arkivvasendet i utlandet (1902). De Rijksarchi varis, later Algemeen Rijksarchivaris en Minister van Onderwijs en Eeredienst S. Clason heeft op rijkskosten een studiereis mogen maken naar Denemarken, Nederland, België, Frankrijk en enkele Duitsche Staten. In dit boekje vertelt hij het een en ander van zijn ervaringen. In wat hij hier gezien en gehoord heeft, zullen de lezers van dit tijdschrift zeker belang stellen. De Oranje's waren „stathallare i Generalstaterna och sasom sadana dessas högsta öfverhet", d.i. stadhouders in de Staten Generaal en als zoodanig van dezen de souvereinen." Onze staatkundige geschiedenis is inderdaad heel moeilijk. „Den som studerar historie kan valja pa att utbilda sig till doktor i Nederlandsk eller klassisk filologi d.i. degene, die ge schiedenis studeert, kan kiezen tusschen een promotie in de Neder- 159 landsche of in de klassieke letteren. Zou hij geweten hebben, dat een Neerlandicus toen na het candidaatsexamen geen geschiedenis, maar wel Oudengelsch of Middeihoogduitsch, naar keuze, benevens Oudindisch moest kennen? De periodieke bijeenkomsten der Rijks archivarissen treffen hem als een bijzonder Nederlandsche instelling; men heeft, na zijn reis, het goede voorbeeld in Zweden gevolgd. Het gemeentelijk archiefwezen prijst hij: „sjalfstandigheten har alltid varit mycket stark d.i. de zelfstandigheid, der gemeentebesturen n.l., is steeds heel groot geweest. Hij had er aan kunnen toevoegen, dat de zelfstandigheid der stedelijke besturen in den tijd der Repu bliek, althans in Holland en Zeeland, zoo groot was, dat zij invloed hadden op het gewestelijk en landsbestuur en dat dit juist de oude archieven van verschillende Hollandsche en Zeeuwsche steden zoo belangrijk maakt. Een dergelijken invloed hebben de stadsbesturen in de Skandinavische landen nooit bezeten. Ten slotte noemt hij de Vereeniging van archivarissen, haar orgaan het „Archievenblad", en de in opdracht der Vereeniging geschreven „Handleiding"zaken, die in Zweden toen onbekend waren, en voor zoover ref. weet, ontbreken. 2. Förteckningar öfver enskilda Samlingar Riksarkivet (1907), een door Sondén, den besten kenner van den „Storhetstid" gemaakte inventaris van de collectie-AxEL Oxenstierna. Over de beteekenis van dien grooten staatsman, den grootsten, dien Zweden gekend heeft, ja, den grootsten staatsman van de zeventiende eeuw, dien Mazarin als zijn meerdere erkende, behoeft ref. niets te vertellen. Zijn geschriften en briefwisseling hebben, zooals bekend is. C. G. Styffe e.a. tusschen 1889 en 1906 uitgegeven; in het tweede gedeelte, aan hem gerichte stukken omvattende, beslaan de brieven van Hugo Grotius twee banden (1890 en 1892), die van Lod. de Geer één (1906). Toen prof. Kernkamp zijn eerste archiefreis maakte bestond er van de brieven, aan Axel Oxenstierna gericht, slechts een „ms. register toen hij in 1906 zijn tweede archiefreis maakte, stelde Sondén den „ms. inventaris" van de in het Algemeen Rijksarchief aanwezige familiearchieven tot zijn beschikking, dus ook dien van de collectie-AxEL Oxenstierna, die het volgend jaar zou gedrukt worden. 2) Prof. Kernkamp noteerde in zijn verslag enkele namen van correspondenten Nederlanders of Zweden in Nederland. Ref. kan, Zie zijn Verslag, blz. 60 82. 2] Een opmerking in Zweedsche archivalia (Bijdr. en Med. klist. Gen. XXIX), blz. 199. Hij heeft hier o.a. nog eens de brieven van LOD. DE GEER aan AXEL OXENSTIERNA doen drukken, met brieven van dezen aan |OHAN CASIMIR VAN DE PALTZ-TWEEBRUGGEN en zijn zoon KAREL GUSTAAF, uit de bovenqenoemde STEGE- BORGSCHE collectie.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1934 | | pagina 29