145
144
toen zooveel ander werk te doen, dat de tijd ontbrak voor het
uitgeven van omvangrijke inventarissen, althans vanwege het Alge
meen Rijksarchief1). Eerst in 1923 heeft de toenmalige Algemeene
Rijksarchivaris Erslev de traditie van zijn voor-voorganger Jörgensen
voortgezet door het doen drukken van een inventaris der familiearchieven,
die het Algemeen Rijksarchief in den loop der 19e eeuw van de nakome
lingen der betreffende personen ten geschenke had ontvangen, niet
der archieven, die slechts ter deponeering aan de hoede van het
Algemeen Rijksarchief zijn toevertrouwd. De archieven zijn alpha-
betisch gerangschikt naar de beginletters der achternamen van hen,
die de papieren hebben nagelaten, mannen en vrouwen, wier archieven
het Algemeen Rijksarchief om de min of meer belangrijke publieke
functies, die zij hebben waargenomen, gaarne ontvangt, en met
discretie bewaakt, zooals Erslev in een korte inleiding zich uitdrukt.
Naast enkele beginletters heeft Erslev een sterretje of een nulletje
geplaatst, al naar mate de onder dien achternaam beschreven archieven
meer of min, maar slechts voor geleerden met ernstige bedoelingen,
toegankelijk zijn, een strenge maatregel, die hij heeft moeten nemen
in opdracht van de schenkers der papieren. Onder die talrijke familie
archieven trekken twee vooral onze aandacht, dat van den in 1861
gestorven Jonas Collin, en dat van den in 1894 gestorven Carl Ploug.
Collin, - men vindt zijn naam herhaaldelijk in de op de Embeds-
etater (ambtenaarslijsten) gemaakte registers was een der invloed
rijkste personen onder de lange regeering van koning Frederik VI. Hij was
hoewel weinig gevoelig voor welke kunst ook om zijn organisatie
talent en menschenkennis lid van de directie van het Fonds ad usus
publicos, in welke functie hij veel gedaan heeft voor H. C. Andersen,
die in zijn huis heel wat geleerd heeft 2), en maakte, om zijn recht
schapenheid, deel uit van verscheidene colleges, kamers, directies en
commissies. Ploug was, in de jaren na 1840, een man van grooten
invloed, als dichter en als redacteur van het liberale weekblad „Feedre-
landet"in 1843 was hij de woordvoerder der studenten, per „Iris"
op weg naar Upsala, en hield hij te Kalmar, gedachtig aan de daar
gesloten Unie van 1397, een gloeiend Skandinavistische rede. In de
jaren 1856 tot 1864, het rampjaar, heeft hij in zijn blad voor zijn
Skandinavistische idealen gevochten, krachtig en eerlijk, maar het heeft
niet gebaat. In 1864 stond immers Denemarken alleen en verlaten, en
verloor het ook het Deensche gedeelte van Sleeswijk. In publieke
functies van beteekenis heeft Ploug in die jaren niets kunnen doen - hij
was lid van het „Folketing" (de Tweede Kamer) maar in officieuse
1) In het tijdschrift Fortid og Nutid zijn enkele inventarissen gepubliceerd.
2) EDV. Collin, H. C. Andersen og det Collinske Hus, 1882', 192911.
gesprekken en briefwisselingen, o.a. met den Zweedschen Koning Oscar I
en den Kroonprins Karel den lateren Koning Karel XV, heeft hij zijn
goede zaak, een enge staatkundige en cultureele verbinding tusschen
de drie Skandinavische rijken, bepleit. Ref. weet niet, met wien van
onze vaderlandsche romantici hij Ploug zou kunnen vergelijken, in
enkele opzichten, ook uiterlijke, met Potgieter, maar Plougs directe
invloed is toch wel grooter geweest.
In zijn inleiding zegt Erslev, dat, naar zijn meening, nagelaten
papieren van kunstenaars en geleerden niet in zijn depot, maar in de
Koninklijke Bibliotheek behooren te worden geborgen, maar waarom
heeft hij dan de archieven van de tooneelspeelster J. L. Heiberg
Patges, en van den kunsthistoricus Jul, Lange geaccepteerd?
B. Embedsetater (ambtenaarslijsten).
1. den civile Centra/ad ministrations Embedsetat II 1848—1893-
1894. III 1893-1913; 1921.
2. Stiftsamtmasnd og Amtmaend 16601848 (lijsten van commis
sarissen des konings, die een bisschoppelijke residentie - Kopenhagen,
Ribe, Odense enz. tot standplaats hebben, en commissarissen des
konings, die in andere plaatsen - Holbeek, Svendborg, Hjörring
enz. resideeren) 1895.
3. Civile Direktioner og Kommissioner under Enevaslden (lijsten
van leden van civile, d.i. niet-militaire directies en commissies onder
het absolutisme, d.i. van 1660 tot 1848, bijv. van de General
postdirektioneen lijst van de directieleden van 1711 af, toen
de post koninklijk werd, tot 1848, toen het bestuur der posterijen kwam
te ressorteeren onder het Ministerie van Financiën; van de Slot-
bygningskommission, een lijst van de, in de door koning
Christiaan VI in 1738 ingestelde commissie, benoemde leden, die
tot taak hadden de verbouwing der oude koningsburcht Christiansborg
te bespoedigen, wier archief wel is beschreven, maar een inventaris
is, voor zoover ref. bekend, nog niet gepubliceerd, althans niet van
wege het Algemeen Rijksarchief, evenmin als die van verscheidene
andere, hier genoemde directies en commissies. Het ware misschien
beter geweest alleen Embedsetater te geven van die lichanen,
wier archiefinventarissen wèl waren gedrukt) 1899.
4. Appelinstansernes Embedsetat (lijsten van leden van den Hoogen
Raad en van de Gerechtshoven) 1660—1919; 1928.
De middelste twee deelen 2 en 3 met ambtenaarslijsten moet
ref. buiten beschouwing laten; zij zijn verschenen in den tijd, dien prof.
Kernkamp reeds in zijn meergemelde bijdrage heeft besproken. Boven-
dien, hoe leerzame en merkwaardige uiting van Deensche archief-
Zie III 2.