142 die de geschiedenis van de inrichting en den werkkring der kanselarij en der andere nader te vermelden colleges, kamers, directies en commissies behandelt; dat gedeelte, dat over de kanselarij loopt, is natuurlijk het belangrijkste. De inventaris van het kanselarijarchief begint met het jaar 1513, wanneer, tegelijk met het begin der regeering van Koning Christiaan II, ook een register van open brieven begint, op wier registreering men bijzonder prijs stelde, omdat zij, als be vattende keuren, beleeningen, bezitruilen, transporten, bevestigingen van privilege's en aanstellingen een grondslag voor rechterlijke ver houdingen vormden; eerst later is men, zooals ref. boven opmerkte, ook een register van gesloten brieven, missives aan ambtenaren bijv., gaan aanleggen. De inventaris eindigt met het jaar 1848, met de invoering op 5 Juni - den nationalen feestdag - van dat jaar van de Grondwet, die aan het bestaan der aloude kanselarij en der overige bestuurslichamen een eind maakte en haar functies verdeelde over de diverse nieuw ingestelde ministerieele departementen. Over het personeel der kanselarij vertelt Secher ook het een en ander, in 1730 werd de waardigheid van kanselier opgeheven, in 1699 werd een maitre des requêtes benoemd, niet te verwarren met den gelijk- namigen functionaris in het kabinet des Konings; en over de ver warring, die het beleg van Kopenhagen in 1658 heeft veroorzaakt, toen de ambtenaren waren verdwenen, het bureau was verlaten en het kanselarijarchief werd verwaarloosd. De andere colleges, kamers, directies en commissies, wier ge- inventariseerde archieven in Ve/ledende Arkivregistraturer I zijn af gedrukt, en wier werkkring, althans die van de overgroote meerderheid, eveneens eindigt met het jaar 1848, zijn de volgende: 1 het Missions- kollegium (collegium de cursu evangelii promovendo) is ingesteld in 1714 door koning Frederik IV en beschermd door den kerkschen koning Christiaan VI, zijn opvolger. Het doel der instelling is duidelijk, het college moest de missie bevorderen onder de Lappen in Noor wegen en de Eskimo's op Groenland, de herontdekking van dit, het eerst door Noorsche IJslanders in de tiende eeuw gekoloniseerde land, nu door den Deen Hans Egede, valt in dezen tijd niet onder de Negers in West-lndië en Guinea, wier geestelijk heil werd bewaakt door het onder 2° te noemen college, tot diens opheffing in 1791, toen het Missionskollegium zijn taak overnam, dat het toezicht in 1797 weer overgaf aan de Generaltoldkammer, die zich na dat jaar druk "met het Negervraagstuk bezig hield. 2°. het Generalkirkeinspektionskol/egium is in 1737 ingesteld door koning Christiaan VI; het had toezicht uit te oefenen op de die- 143 naren der Luthersche Staatskerk, te waken voor de zuiverheid der kerkleer, en was verplicht alle theologische werken te censureeren. 3°. de Direktion over Sorö Akademi is ingesteld door koning Christiaan VII in 1782; zij had het oppertoezicht op de beroemde school te Sorö in vele opzichten te vergelijken met die te Eton en Harrow. 4°. de Generalindkvarteringskommission is in 1788 eveneens door koning Christiaan VII ingesteld, zij had toezicht te houden op de verdeeling der inkwartieringsplichten over de verschillende steden. 5°. de Karantaenedirektion is in 1804, eveneens door koning Christiaan VII ingesteld; zij had het oppertoezicht op het quaran tainewezen; alle burgerlijke en militaire autoriteiten, alle commissies, die tot 1804 in steden van eenige beteekenis in Denemarken, Noor wegen en Sleeswijk-Holstein hadden bestaan, wier samenwerking echter was belemmerd geworden door het feit, dat zij aan twee autoriteiten, de Deensche en de Duitsche kanselarij voor de beide hertogdommen hadden moeten gehoorzamen, zouden in het ver volg haar orders van de nieuw ingestelde directie ontvangen. 6°. de Direktion for Universitetet og de leerde Sko/er is in 1805 als de vorige directies en commissies door koning Christiaan VII ingesteld, nadat niet lang tevoren de Sorö'sche directie weer was opgeheven. Zij had het oppertoezicht op alle scholen in Denemarken en Noor wegen, die voor het universitair onderwijs voorbereidden: de laerde Skoler, voortgekomen öf uit de middeleeuwsche kathedraalscholen, de nu nog bestaande Rijksgymnasia in de bisschoppelijke residenties, bijv. de „Metropolitanskole te Kopenhagen, öf uit middeleeuwsche kloosterscholen, zooals de pas vermelde instelling te Sorö, die haar ontstaan dankt aan het op het eind der twaafde eeuw daar ter plaatse door den voortreffelijken aartsbisschop van Lund, Absalon, gestichte Cisterciënserklooster, evenals de kathedraalscholen gese culariseerd in den Hervormingstijd, en later in de achttiende eeuw door den comediedichter Holberg, die in de oude kloosterkapel begraven is, bij testament verrijkt. Ook op de toen nog eenige Deensche Universiteit had zij het toezicht, ja, van 1811—1814 ook op de in het eerstgenoemde jaar opgerichte Universiteit te Christiania, in 1829 ook op de Technische Hoogeschool te Kopenhagen. 3. Aan het grootsche inventariseeringswerk, door den Algemeenen Rijksarchivaris A. D. Jörgensen geinspireerd, nog tijdens zijn leven voor het grootste deel gedrukt of voorbereid, door zijn ambtenaren bearbeid, Secher werkte toen als Rijksarchivaris onder hem voltooid onder zijn opvolger Bricka, kwam in 1903 bij het optreden van den nieuwen Algemeenen Rijksarchivaris Secher een einde. Er viel J) Zie II 1. '1 [OHANNES MeURSIUS heeft hier van 1625 tot zijn dood, in 1639, geleeraard.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1934 | | pagina 21