132 niet de minste was, die welke bestaan had over het bezit van de gewestelijke archieven van Luxemburg. Het bestuur van stad en gewest Luxemberg was in 1815 wel ingewikkeld. Van Pruisische zijde had men de volgende autoriteiten: 1°. Johan August Sack, gouverneur-generaal te Aken, die in April 1814 2°. Joseph Piautaz benoemd had tot commissaris voor net departe ment van de Nedermaas, welke in 1815 betiteld werd als „commissaire général de Sa Majesté le Roi de Prusse, délégué pour la remise d' une partie du gouvernement général du Bas Rhin et du Rhin moien, commissaire général de 1' armée Prussienne 3°. Freiherr Von Schmitz - Grollenburg. Kort nadat de Pransche troepen 3 Mei 1814 de vesting Luxemburg ontruimd hadden, was hij namens Pruisen opgetreden als algemeen commissaris voor het departement der Wouden, 2) anders gezegd „commissaire du gouver- nement-général du Bas Rhin et Rhin moyen pour le Département des Fórêts". Met de komst van Verstolk eindigde zijn functie op 20 Mei 1815, maar niet dan nadat hij Verstolks aanbod van 12 Mei om in Nedérlandsche dienst te treden had afgeslagen, de administratie van zijn departement overlatend aan de Conseiller Directorial Willmar. Nog bleef hij belast met de regeling der „remise des titres, papiers et documens concernant les parties détachées du Departement des Forets et comprises dans le Grand Duché du Bas-Rhin" maar voor deze taak stelde hij aan als „commissaire de la part de b. M. le Kol de Prusse": Neigebauer3), Directeur du cercle de Neufchateau. levens was deze belast met de voedselvoorziening der vesting, terwijl zijn collega Pelzer, Directeur des domaines, zorg moest dragen voor de inning der alsnog aan Pruisen toekomende belastinggelden. Neigebauer en Pelzer zouden te Luxemburg blijven, om met de door Verstolk aan te wijzen Nederlandsche commissarissen de noodige schikkingen te treffen. 4°. Zijne Hoogheid Prins4) Ludwig von Hessen - Homburg, generaal in Pruisische dienst, gouverneur van stad en vesting Luxemburg Van Nederlandsche zijde werd er de regeering gevoerd door 1° Verstolk van Soelen, commissaris-generaal te Luik; 2°. Willmar, „Conseiller Directorial provisoirement charge de 133 1' administration du Grand-Duché de Luxembourg", met hulp van zijn voorloopige secretaris-generaal Gellé. Kort na de aankomst van Verstolk had Willmar zich op 20 Mei tot hem gewend, met de vraag, hoe er met de archieven van het oude hertogdom Luxemburg thans geborgen in het Groszherzog- liches Regierungsarchiv aldaar en beschreven in de hierna te noemen inventaris van Ruppert gehandeld moest worden. Die kwestie werd geregeld door de ontwerp-overeenkomst tusschen Verstolk en Piautaz, die nog niet in werking kon treden. Teneinde evenwel aan de ver langens van de regeeringscommissaris Schmitz Grollenburg, die in dienst van de Koning van Pruisen bleef1), tegemoet te komen, ver leende Verstolk aan Willmar de machtiging, om aan dezen tegen ontvangstbewijs zoodanige archiefstukken over te geven, als be trekking hadden op de landstreken, die met Pruisen vereenigd werden. Tegelijk werd Willmar aangeschreven, om voor de administratie en de archieven van het gewest Luxemburg de noodige zorg te dragen, nu de Prins van Hessen Homburg een gedeelte van het gebouw van de vroegere prefectuur te zijnen dienste in gebruik wilde nemen, waardoor de belangen van de Nederlandsche administratie in het gedrang zouden kunnen komen. De uiteindelijke regeling over de verdeeling der archieven liet op zich wachten; 8 Juni beraadslaagden Verstolk en Piautaz er andermaal over, twee dagen later zond Verstolk een nieuwe formu leering in; verder vernemen wij alleen zeer in het algemeen dat er commissarissen zouden komen om de papieren te verdeelen, overeen komstig art. 20 der ontwerp-conventie (zie hierna op blz. 136). Ten slotte is het Neigebauer die de knoop doorhakt, of, meer overeen komstig de werkelijkheid, het paneel doorzaagt, want zijn geweld dadige actie vertoont zekere overeenkomst met de KuYPERiaansche „paneelzagerij" van 1886, toen het o. m. ook ging om het bezit van archieven, ditmaal geborgen in de Amsterdamsche Nieuwe Kerk. Men oordeele. 19 Juni 1815, 's morgens te half vier, werd Willmar door een bureaujongen gewaarschuwd, dat Neigebauer, met hulp van een knecht en een slotenmaker, de deur van het vroegere prefectuur gebouw van het departement der Wouden had opengebroken, en het lokaal met de achieven, die liepen over de hoogheidsrechten 2), bezet had. Toen Willmar in gezelschap van Gellé, tijdelijk secretaris generaal, ter plaatse kwam, troffen zij daar alleen Neigebauers knecht aan, die weigerde zijn meester te gaan roepen, omdat deze hem bevolen had bij de archieven te blijven. Hij verscheen een oogenblik J) Colenbrander, Gedendstukken VII, 536. 2) Müllendorff, blz. 25. 3) MÜLLENDORFF schrijft de naam van deze Kreis-Direktor of onderprefect steeds NEIGEBAUR In 1823 verscheen te Leipzig zijn werk over „D,e angewandte Kameral- wissenschaft usw. 4) MÜLLENDORFF noemt hem steeds: Landgraaf. Als bestuurder van liet Saar-departement (MÜLLENDORFF, blz. 55). Elders genoemdArchives domaniales.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1934 | | pagina 16