128
zicht gegeven is. Voor de materiëele toestand van de archieven is
gezorgd op een wijze, die niets te wenschen overlaat, terwi|l een
deskundig toezicht waarborg is, dat wat thans geordend is, met
later weer in wanorde zal raken. De zorg, die hier voor h.stonsch
belangrijke archieven gegeven is, strekt in de eerste plaats den
eigenaar tot eer en het is een gelukwensch, ook voor den bewerker,
waard, dat na zooveel jaren van voorbereiding en systematisch werk
het voorloopig einddoel bereikt is. Dit alles in aanmerking genomen,
mag in een tijd, waarin rijk en gemeenten, die verplicht zijn voor
hun archieven te zorgen, vaak te kort schieten, ook door ons vak-
menschen we! een woord van groote waardeering worden uitgesproken
voor de voorbeeldige wijze, waarop de eigenaar van het archiet van
het huis Bergh zich van zijn taak gekweten heeft.
B. VAN 't HOFF.
Betwiste archieven in het Groothertogdom Luxemburg.
Na Napoleons nederlaag bij Leipzig hadden de verbonden mogend
heden een z.g. Centrale Commissie onder voorzitterschap van Freiherr
von Stein ingesteld om het veroverde gebied ten oosten van de Ri)n
voorloopig te besturen. Bij het steeds terugwijken der Fransche legers
nam het gebied, waarover de Commissie gezag uitoefende, vanzelf
sprekend toe, en zoo werd bij de Bazelsche overeenkomst van 12 Januari
1814 haar gezag ook uitgebreid tot de landen ten westen van die
rivier. Uit de drie voormalige Fransche departementen, Roer, Ourthe
en Nedermaas, werd een gouvernement van de Neder-Rijn, gevormd,
dat bestuurd zou worden door de Pruisische regeeringscommissar.s
geheimraad |ohann August Sack, die als gouverneur-generaal in de
hoofdstad Aken zou resideeren. Onder hem kwamen twee commis
sarissen te staan, de eene zetelend te Maastricht, de ander te Luik.
De omvang van het door Sack bestuurde gebied was vooral bepaald
door toedoen van Pruisen, dat ter wille van gebiedsafronding de
departementen van de Ourthe en'de Neder-Maas bij dat van de Roer
gevoegd had, en het departement der Wouden (Forets) had getrokken
bij het gouvernement van de Midden-Rijn met Trier als hoofstad
Het overschot van het tegenwoordige Zuid-Nederland droeg de naam
van gouvernement-generaal van België, dat in opdracht van de „hooge
bondgenooten" sinds 15 Januari 1814 bestuurd werd door de Pruisische
129
commissarissen graaf Von Lottum en Delius, beiden in Maart 1814
vervangen door de Pruisische baron von Horst, die 5 Mei d.a.v.
plaats maakte voor baron Vincent, een Oostenrijker, wiens bewind
evenmin van lange duur was, want op 1 Augustus 1814 aanvaardde
Prins Willem van Oranje, Souverein Vorst der Vereenigde Neder
landen, het gouvernement-generaal van België, steeds nog in opdracht
der verbonden mogenheden. Inmiddels was ten gevolge van het
eerste vredesverdrag van Parijs van 30 Mei 1814 het gouvernement
van de Midden-Rijn in Juni 1814 opgelost, en een gouvernement van
de Neder- en Midden-Rijn opgericht, dat voorzoover het Belgische
gebieden betrof, bestond uit het departement van de Neder-Maas
(ten westen van ons tegenwoordig Limburg), dat van de Ourthe (met
Luik als middelpunt), de Wouden (Luxemburg) en van Sambre en
Maas (om Namen heen) totaal ongeveer het ten oosten van Namen
gelegen deel van België en Luxemburg omvattend. J) De vereeniging
van Noord en Zuid hing toen wel is waar in de lucht, maar was nog
allerminst bereikt. Ook nadat de Souvereine Vorst, overeenkomstig
de beslissing van het Congres van Weenen, zich bij het aanbreken
der „Honderd dagen" op 16 Maart 1815 tot Koning der Nederlanden
en Hertog3) van Luxemburg geproclameerd had, bleef nevens dat
van het Vereenigd Koninkrijk op een gedeelte van de Belgische
bodem het gezag van de gouverneur-generaal van de Neder- en
Midden Rijn, Sack, bestaan. Toen evenwel door 's Konings plenipoten-
tiarissen op het Weener Congres met de Pruisische vertegenwoordiger
Fürst VON Hardenberg was overeengekomen, „dat de overneming der
onder Onze heerschappij geplaatste, doch tot dusverre door Pruissische
troupes bezet gehouden Landen op den 12e der thansloopende maand
plaats zoude hebben, waaromtrent dan ook de noodige bevelen van
het Ueneraal Gouvernement te Aken waren afgevaardigd", werd bij
Koninklijk besluit van 7 Mei 1815 nr. 20 (La Z 5)4) bepaald, dat
mr. Johan Giisbert Verstolk van Soelen, 's Konings Extraordinaris
Envoyé en Minister-Plenipotentiaris bij het Hof van Rusland, zich
COLENBRANDER, Vestiging van het Koninkrijk, blz. 22 en vrijwel gelijkluidend
in: Willem I, Koning der Nederlanden, 1, blz. 166.
2) PlRENNE, Histoire de Belgique, VI, blz. 222.
PlRENNE, blz. 223.
2) Zie de kaart bij COLENBRANDER, Gedenkstukken VII, naast blz. LXIV der
inleiding.
3) Bij de omzendbrief van de Algemeene Secretaris van Staat van 12 Mei 1815,
nr. 701 verklaarde FALCK„Een geruimen tijd nadat Z. M. de Koninklijke waardigheid
aanvaard had, zijn de op het Congres te Weenen onderhandelende Mogendheden
overeengekomen dat de Provincie Luxemburg een Groot-Hertogdom zijn, en de Koning
der Nederlanden als bezitter derzelve den tytel van Groot-Hertog van Luxemburg
voeren zal."
4) Voor de te Brussel, Laeken e. a. verblijfplaatsen des Konings in de Zuidelijke
Nederlanden genomen besluiten bestond ter Staatssecretarie een dubbele registratuur:
volgnummer en letter.