122 123 Gevaarlijke vereenvoudiging stuk van de geïllustreerde beschrijving van De monumenten van ge schiedenis en kunst in de provincie Limburg, dat handelt over e monumenten in de gemeente Maastricht; gedeeltelik voltooide hij nog de Geïllustreerde beschrijving der voor- en vroeglustonsche oudheden van Noord-Limburg. Er zal wel bijna geen vondst van archeolog.ese of kunsth.stor.ese waarde in Limburg gedaan zijn, waar hij niet bij betrokken wer Maastricht heeft hij sinds 1917 nog biezonder gediend als lid van de Commissie belast met de zorg voor de monumenten van geschiedenis en kunst in deze gemeente. Zijn adviezen, gebaseerd op zi]n grondige kennis, gaf hij steeds voorzichtig en na rijp beraad Door zijn historiese vorming en zijn diepgaande studie van de architektuur nam hij een heel biezondere positie in tussen de leden van de „Bisschoppelijke Bouwcommissie' in Limburg. Deze he en de Bisschop van Roermond van advies te dienen bij de beoordeing van al de ontwerpen, welke Monseigneur worden voorgelegd be treffende nieuw te bouwen of te restaureren kerken, pastorieën en kapelanieën in het bisdom. Op dit terrein kwam hi, dus in kontakt en vaak in konflikt met allerlei uitingen van onze moderne archi tektuur. Dan trad hij naar zijn inzichten op als verdediger van ratione e tradities; dan verweet hij menig modern architekt gebrek aan logiesen zin- dan kantte hij zich vooral tegen ontwerpen, waarin naar zijn mening de architekt zich niet dienstbaar maakte aan de gemeensc ap en het doel van het kerkgebouw, maar in onverantwoorde, doch aandachttrekkende konstrukties zich zelf zocht en het gebouw dienst baar trachtte te maken aan zijn eigen eerzucht. Hierb.i heeft men op de juistheid van zijn logies inzicht zeker steeds kunnen vertrouwen; zijn esteties oordeel over de moderne kunstvormen is, ondanks een kern van waarheid in sommige gevallen, voorzover ik beoordelen kan niet leidinggevend geweest, altans zeker niet voor de jongere generatie. Dr. Ooossens was verder lid van de Maatschappij van Nederl. Letterkunde, van het Historisch Genootschap, van de Katholiek Weten schappelijke, van de Oudheidkundige Bond, van de Vereenig,ng tot uitgaaf der bronnen van het OudWaderlandsche Recht van het Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen, van de Oudheidkamer Twente, van de Aachener Geschichts-Verein, van de stichting „Kasteel van Valkenburg", van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg, van de stichting „het Limburgsch Landschap". Dit slechts ten bewijze van zijn algemene, brede belangstelling; ook illustreert het zijn mentaliteit: steunen en behulpzaam zijn zóveel dit in zijn vermogen lag. En met dat alles is de persoonlikheid van Dr. GoosSENS tenslotte slechts voor een klein deel getekend; dit is echter de plaats met om in te gaan op het meer verborgen leven van hem, die naar eigen verklaring „voor alles priester" was; al erkennen wij overtuigd, dat juist hier in hem een werkzaamheid begon van oneindige waarde. Door een mannelike vroomheid werd overigens ook zijn wetenschap- Pelike en ambtelike arbeid beheerst. Niets vreesde hij meer dan het „scientia inflat", en daarom zocht hij velen dienstbaar te zijn. Glim lachend stelde hij voor als wapenbeeld van den archivaris: een bran dende kaars, als leuze: „aliis inserviendo ipse consumor". En louter een leuze is dit voor hem niet gebleven. G. PANHUYSEN. Verleden jaar is mij een brochure in handen gekomen, die ver schillende vereenvoudigingen bepleit in de administratie van den Burgerlijken Stand2). Ik meen goed te doen met op een bepaald punt uit dit geschrift in ons blad de aandacht te vestigen, in de overweging, dat het voorkomen van een kwaal nog altijd beter is dan het genezen er van. Het is alleszins begrijpelijk, dat in verschillende voorschriften betreffende den Burgerlijken Stand, zooals die nu bijna een eeuw ge leden in ons Burgerlijk Wetboek zijn geplaatst, en die toen weer voor het overgroote gedeelte waren ontleend aan oudere bepalingen, in den tegenwoordigen tijd met zijne zooveel verbeterde en versnelde communicatiemiddelen aanmerkelijke vereenvoudigingen zouden kunnen worden aangebracht. Te meer aanleiding zou hiervoor zijn, omdat in den loop der 19e eeuw de gemeente-administratie en de bevol kingsboekhouding zoovele verbeteringen hebben ondergaan. De auteur noemt verschillende voorbeelden, waardoor vereenvoudiging te ver krijgen zou zijn. Deze behoeven over het algemeen geen bedenking te ontmoeten. Ten aanzien van één punt echter bevat deze brochure voorstellen, die mij zeer verkeerd toeschijnen. Nu weet ik wel, dat deze denk beelden van den schrijver nog lang niet in een wetsvoorstel zijn belichaamd, maar er is voor ons toch alle aanleiding om te dezen aanzien ons standpunt te bepalen. Het wetsartikel dan, waartegen de schrijver opkomt, is het voor schrift om de registers van geboorte-, huwelijks- en overlijdensacten in Zie ook het Naschrift blz. 125. 2) Vereenvoudiging van den Burgerlijken Stand, en over art. 263 B. W., door J. R. MuNNEKE, ambtenaar van den Burgerlijken Stand te Amsterdam. Aan het einde gedateerd December 1932. (Wellicht een overdruk?)

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1934 | | pagina 11