90 bekend. De oude plaatselijke besturen oefenden ook rechtspraak uit, en voogdij, verbonden in het huwelijk, behandelden met de belang hebbenden waterschaps- en veenderijzaken. Systematisch heeft men de archieven dier besturen uiteengehaald en de rechterlijke, burger lijke stands- en weeskamer-archieven naar elders overgebracht. In de provincie Utrecht hebben vroegere systematische archivarissen, die archieven in de gemeentehuizen ordenden, gedecreteerd, dat wat nu door de gemeente of door het waterschap wordt verricht, ook in vroegere eeuwen zoo behandeld zal zijn, en de stukken daarnaar verdeeld. Het beste voorbeeld van de systematische werkwijze is nog wat in 1789 en volgende jaren in een groot deel van Europa heeft plaats gehadmen meende een gansch nieuwe orde van zaken in te richten en minachtte de vroegere administratiën, wier papieren daarom een bijzondere behandeling ondergingen. Het onderscheid, dat bij ons tusschen oude en nieuwe archieven gemaakt wordt, gaat op deze systematici terug. In den tijd toen zij almachtig waren, onderscheidden zij willekeurig „archiefstukken welke geschikt zijn om licht over de geschiedenis te verspreiden" en die „welker inhoud enkel van belang kan zijn voor eenige tak van administratie of wel voor bijzondere personen". De archivarissen werden destijds geïnstru eerd om chronologische lijsten te maken van de voor de historie belangrijke stukken. In en buiten ons land kwamen de archivarissen tot het inzicht, dat de orde in de archieven die moet zijn, welke zij hebben gehad in den tijd toen zij nog leefden. De Vereeniging van archivarissen in Nederland heeft op dien grondslag allerlei conclusies getrokkendat de commissie voor de Handleiding niettemin aan het wetenschappelijk deel van haar arbeid het voorschrift van het maken van die chronologische lijsten van belangrijke stukken naar de ver ouderde methode verbond en dus, naar wij hebben mogen vernemen, achter den wetenschappelijken inventaris een niet-wetenschappelijken heeft willen laten volgen, blijft een betreurenswaardig feit in de geschiedenis van ons archiefwezen. Mr. Van S. heeft zich bij die 91 systematische werkwijze aangesloten. De rechterlijke archieven, die het huis Bergh bezat, zijn aan het Rijk overgedragen de consi derans gewaagt van de wenschelijkheid, niet van een recht van het Rijk, dat hier in een soortgelijke positie verkeerde als tegenover de nog bij de kerkelijke besturen berustende doop- en trouwboeken -, en de heer Van S. heeft eenige deelen regesten geleverd. Een zijner lijsten loopt tot 1586, de andere tot 1511; uit de Inleiding begrijp ik dat hij voor zich jongere stukken nog wel zoo „belangrijk" heeft gevonden. Daar deze werkzaamheid op subjectieve keuze berust, zal ik er even weinig over zeggen als ik bij andere aankondigingen heb gedaan. Van den inventaris, dien ik wil bespreken, neem ik de inleiding ter hand. De bewerker handelt over de geschiedenis van het archief, de oudere inventarisaties, de huidige inventarisatie, de inrichting van den inventaris. Een aantal feiten geeft hij, die men moet kennen, en voorts biedt hij den lezer de volgende redeneering aan (bl. XVI); „Toen de beschrijving van het archief voltooid was, stond de be werker voor moeilijke vraagstukken. Raadpleging van vroeger ver schenen inventarissen mocht niet baten, aangezien een archief van dezen omvang, dat ten deele het karakter van een landsheerlijk archief draagt, nog nooit op moderne wijze geïnventariseerd was. Als eenige oplossing bleef derhalve het uitdenken van een nieuw systeem over". Dit is meer kort dan duidelijk. Te voren (bl. XII) is van de oude inventarissen gedecreteerd„Zij zijn in den hier vol genden inventaris beschreven onder de nummers 7054-7098, en hebben alleen nut voor hem, die wil nagaan, wat in den loop der jaren van de archieven verloren ging". De lezer moet dus maar willen aanvaarden, dat de heer Van S. verplicht is geweest een nieuw systeem uit te denken. Wetenschappelijk gesproken mag hij dat met; hij moet de oude orde opsporen, ook al is die niet vol doende in inventarissen neergelegd. Uit hetgeen op biz. XVI verder volgt, blijkt gelukkig, dat hij zich wel degelijk rekenschap van de wording der verzameling heeft gegeven, en dat men het „uitdenken van een nieuw systeem niet zoo erg moet nemen. Het heeft mij wat verwonderd, dat de heer Van S. in zijne beschouwingen niet bij het begin is aangevangen; hij zou het dan gemakkelijker hebben gehad. Hij noemt het door hem beschrevene het archief van het huis Bergh. Maar is deze collectie als geheel wel een archief? Volgens de in 1 van de Handleiding gegeven definitie met. Daarom heb ik er nog geen bezwaar tegen, dat hij hier het woord archief gebruikt. De zaak ligt toch zoo, dat de Vereeniging van archivarissen de definitie heeft opgesteld; deze Indien iemand lust mocht hebben de Handleiding te zuiveren, maak ik hem op het volgende opmerkzaam. Er zijn tal van archieven en archiefjes in ons land, die zoo weinig stukken van vóór 1700, 1600, 1500, 1400 bevatten, dat het nauwelijks mogelijk is om daaruit de oude administratieve orde op te maken. In zulke gevallen zou men den wetenschappelijken inventaris kunnen laten beginnen met den tijd waarvoor dit wel mogelijk is en het voorafgaande eenvoudig chronologisch leggen; bij kleine polderarchiefjes krijgt men zoo: „Ingekomen stukken van allerlei aard. 1 omslag." Van middeleeuwsche documenten kan men dan een chronologische lijst maken, loopende tot den tijd vooral niet a priori door een buitenstaander in een jaartal vast te leggen! waar de eigenlijke inventaris begint, die van het vooraf gaande door een flinke streep worde gescheiden. Het eerste noodige is thans toch den archiefambtenaren in te stampen, dat chronologische lijsten geen wetenschappelijk archiefwerk voorstellen.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1934 | | pagina 52