schit: hx SW*'.- p- 58 Pa, 53. In den viifden tegel deze, achter „bestuur" de woorden „met dat van m0T=rin79e9He. zou m.i. aanbeveling verdienen achter 5«. he, vol- 9e"d6».teee?e" mededeeling. of het stuk, hetzü als fascimile, hetzii in druk reeds elders is uigegeven en zoo ia, waa te moderne Deze mededeeling toch is ,n ve aanbeveling deze oorkondenboeken gebrurke^ en oorkon(lenboeke„ en regesten- gewoonte algemeen te manen werken. y,- aj 30, op te nemen een men aanhangende, uithangen e, opgI d zegelS7 dat ik bekend He, onderscheid £^0 waarde. He, is dan 3 ZZÏtSJTÏ een ^a^^— °IrvXd"de toelichting daarentegen uitgebreid kunnen worden me, een korte definitie van aan- en urtftongen e zeg,s)e|len ^k^rd^r^eens enkele maa, voor: natuurlijk houde men ook hiervan aanteeken.nfl- Par. 99. Als aanbeveling voor het.9^ ting ef nog op voorschriften voor de ^^j^^^ethode die der meeste binnen- kunnen worden gewezen, reaestenverzamelingen is. en buitenlandsche oorkondenboek-"kinqen niet beschouwen als mij Men moge deze op- of aanmerkingen met doch gls ingegeven door eenes°ort aa"9gan haar doel te doen beant- dienende om de Handleiding n g beteri n voor te schrijven, woorden. Ik meen oo 9®ens^ men daartoe „anzuregen". Ik doch slechts wat de Du.tscher onzichten niet met mi| eens ::nvXhgtnar:n/ofvTbet::ing]nSvaaa:de ons allen in zekeren zin dier bare Handleiding zullen knstalhseeren. j j BEYERMAN. 59 De Archiefwet en de uitvoering daarvan. Een duister punt in de a r c h i e f - w e t g e v i n g. - De wijziging en aanvulling van de Archiefwet 1918 bij wet van 14 Mei 1928 (St.bi. no. 177) heeft o.a. betrekking op art. 5. Volgens het nieuwe artikel zal een algemeene maatregel van bestuur de gevallen vaststellen, waarin en de wijze, waarop archiefbescheiden, al of niet reeds in eenige bewaarplaats overgebracht, voor vernietiging of vervreemding in aanmerking kunnen komen. De gespatieerde woorden zijn bij de wijziging ingevoegd en het Besluit van 7 October 1919 St.bno. 596), zooals het is gewijzigd en aangevuld bij Besluit van 14 juni 1929 (St.bi. no. 316), regelt in art. 7 thans de vervreem ding. Het artikel luidt: „Behalve in geval van overbrenging van de eene in de Archiefwet 1918 (St.bl. no. 378) aangewezen bewaar plaats naar de andere, is vervreemding van archiefstukken, ongeacht of deze al of niet in eene dier bewaarplaatsen berusten, of van andere in een dier bewaarplaatsen berustende stukken alleen geoorloofd, nadat daartoe is verkregen de machtiging van Onzen Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, die deze machtiging niet ver leent dan na den Algemeenen Rijksarchivaris te hebben gehoord." Naar het schijnt laat de bepaling aan duidelijkheid niets te wenschen over, maar toch levert hare toepassing eene moeilijkheid op. Het artikel maakt machtiging door den Minister overbodig in geval van overbrenging van de eene in de Archiefwet aangewezen bewaarplaats naar de andere. Maar is dit ook oorspronkelijk de bedoeling is geweest? De toelichting tot de wijziging van het wetsartikel is uiterst sober: „Gewenscht is bij algemeenen maatregel van bestuur de mogelijkheid van vervreemding te binden aan bepaalde voorwaarden." Maar bovendien bezitten wij den officieuzen en gezaghebbenden commentaar van Prof. Fruin. „Daar de wetgever nu erkent, dat archief stukken vervreemd kunnen worden, is ook uitgemaakt, dat zij geene zaken buiten den handel zijn. Zij zijn echter zaken voor den publieken dienst bestemd, en wie er den eigendom van moge hebben, diens eigendomsrechten worden aanzienlijk beperkt, ja bijkans tijdelijk opge heven door de er op rustende bestemming voor den publieken dienst. Inderdaad zijn archieven meermalen van eigenaar veranderd zonder daarom aan den publieken dienst onttrokken te worden, d.w.z. zonder op te houden archivalia te zijn. Men denke slechts aan (volgen ver schillende voorbeelden). Het is wenschelijk, dat diergelijke over drachten van archivalia, door de eene gemeente aan de andere bv., onder controle worden gesteld. Dat wordt door deze wijziging aan 2 v^

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1934 | | pagina 36