Si -*»» ifhier
54
custes als de man die slechts één „logeerbed" had, en zijn gasten
uitstekend deel at, waren 1 t i l t verzet
nasten Nu heb ik mij de verklaring van het feit, dat het ver
tegen een al te beperkten omvang van de ambtstaak meer van
zijde der historisch-gevormden dan van die der ,unst-arch,var,ssen
komt daarin gezocht, dat beide soorten allicht met een te vee van
wetenschap komen, meer dan voor de vervulling van de ambtstaak,
Tool de overheid die wenscht, vereischt wordt, en dus ,niftfluur-
lijken zin van den een meer zal moeten worden „afgehakt dan va
den ander en dat de in dezen zin ongelukkige slachtoffers eer n
de historisch-gevormden den bij de enderen zul en -»
gezocht, Vergelijkt men de ambtstaak met een kooi, dan zullen de
historisch-gevormden misschien eerder tegen de trehesr vhegen d»n
de juristen. Een ieder leert in zijn leven meer dan hi) .ater pract.s
ken aanwenden, toch zal bij hem de begeerte bliiven bestaanom van
zijn verworven kennis zooveel mogel.)k gebruik te maken. De groote
moeilijkheid is nu deze: de geschiedschmver zal voor het uitgeven
van geschriften bijzondere studies moeten maken in de arch'eve_
en vindt daarvoor volop gelegenheid in de uren dat de archieven
voor het publiek toegankelijk zijn. De archivaris-gesch.edschr„ver zal
dit alleen kunnen doen gedurende den tijd die ook voor z.,n ambts
taak bestemd is, denzelfden tijd waarbinnen het archief voor archief
onderzoek is opengesteld. Vindt men dus de grenzen voor de
ambrtstaak getrokken te nauw, dan zal hij die zich het meest aange
trokken voelt tot bekendmaken van vondsten in de archieven, zie
belemmerd gevoelen. Misschien zal men mi, willen tegenwerpen, da
de jurist-archivarissen over 't algemeen te kort zullen z„n voor het
Procustesbed", maar dan geloof ik, dat zi] oor e noo 1
'wetenschappelijke „voeding" wel erin kunnen groeien zonder da
men nog tot uittrekking behoeft over te gaan. De historicus zal
zich allicht als een verminkte of geamputeerde gaan voe en.
komen hier echter weer op ons punt van uitgang terug wat omvat
De Handleiding en de practische toepassing daarvan.
Enkele vragen en opmerkingen betreffende de
Handleiding". - In het exemplaar van den tweeden druk der
voor mijne studie voor het archiefexamen heb gebruikt, heb ik hier
55
en daar enkele aanteekeningen gemaakt, soms in den vorm eener
vraag, soms in dien eener opmerking. Ik maak ze door plaatsing in
ons orgaan tot gemeen goed, niet, omdat ik er van overtuigd ben,
dat zij alle juist zijn, maar als „Anregung" voor andere, meer be
voegde lezers om er hun licht over te laten schijnen en er hun oordeel
over te geven. De volgorde, waarin ik ze geef, is eenvoudig die
van de paragraphen der Handleidingzij leek mij voor dit doel het
meest practisch.
Par. 1. Toelichting (blz. 3).
Hier wordt de vraag besproken, of aan een bestuur gezonden
boeken tot het archief van het bestuur behooren. De conclusie,
waartoe de schrijvers der Handleiding komen, dat dit inderdaad
in strikten zin het geval is, maar dat het toch om verschillende
redenen beter is die boeken in eene bibliotheek te plaatsen, juich ik
toe. Evenwel lijkt mij een der hiervoor aangevoerde argumenten
minder juist: „ze" (de boeken n.l.) zeggen de schrijvers, „zijn de
bijlagen van den geleidebrief". Dit moge formeel waar zijn (in den
brief toch zal wel staan: „hierbij hebben wij de eer", enz.) maar
in materieelen zin vormen toch de boeken den hoofdschotel en dient
de geleidebrief alleen om het „waarom" der zending duidelijk te
maken. Men stelle zich trouwens het (wel eens voorkomende) geval
voor van eene zending boeken zonder geleidebrief. Door het ont
breken van den van secundair belang zijnden (of in ieder geval door
den afzender als van secundair belang beschouwden) geleidebrief zou
dus in dit geval de zending formeel wel, in het eerste geval niet tot
het archief in quaestie behooren, wat mij, waar de bedoeling van den
afzender in beide gevallen gelijk was, eenigszins zonderling voorkomt.
Par. 1. Toelichting (blz. 4). „Die (n.l. de verzonden grossen)
behooren tot het archief van den geadresseerde". Zou het geen aan
beveling verdienen hierbij het woordje „eventueel" voor „archief" in
te voegen? Is de geadresseerde een particulier, dan zal er van een
archief, waartoe de verzonden grosse komt te behooren, geen
sprake zijn.
Par. 4. De formuleering1 „het archief van het college
waaraan het depot behoort" lijkt mij minder gelukkig. Het depót
behoort toch niet aan een college, maar aan een publiekrechtelijk
bestuur (staat, gemeente, enz.). Ik geef aan den anderen kant toe
voorloopig geene betere formuleering te wetenwellicht weet een
mijner lezers hier raad.
Par. 5. Toelichting (blz. 9). Het zou m.i. aanbeveling verdienen
in regel 9 van onderen, ter vermijding juist van de daar gesignaleerde
verwarring het woord „vereenigd" te vervangen door „geplaatst".
de ambtstaak? c Q D EBELE.