Si -*»» ifhier 54 custes als de man die slechts één „logeerbed" had, en zijn gasten uitstekend deel at, waren 1 t i l t verzet nasten Nu heb ik mij de verklaring van het feit, dat het ver tegen een al te beperkten omvang van de ambtstaak meer van zijde der historisch-gevormden dan van die der ,unst-arch,var,ssen komt daarin gezocht, dat beide soorten allicht met een te vee van wetenschap komen, meer dan voor de vervulling van de ambtstaak, Tool de overheid die wenscht, vereischt wordt, en dus ,niftfluur- lijken zin van den een meer zal moeten worden „afgehakt dan va den ander en dat de in dezen zin ongelukkige slachtoffers eer n de historisch-gevormden den bij de enderen zul en -» gezocht, Vergelijkt men de ambtstaak met een kooi, dan zullen de historisch-gevormden misschien eerder tegen de trehesr vhegen d»n de juristen. Een ieder leert in zijn leven meer dan hi) .ater pract.s ken aanwenden, toch zal bij hem de begeerte bliiven bestaanom van zijn verworven kennis zooveel mogel.)k gebruik te maken. De groote moeilijkheid is nu deze: de geschiedschmver zal voor het uitgeven van geschriften bijzondere studies moeten maken in de arch'eve_ en vindt daarvoor volop gelegenheid in de uren dat de archieven voor het publiek toegankelijk zijn. De archivaris-gesch.edschr„ver zal dit alleen kunnen doen gedurende den tijd die ook voor z.,n ambts taak bestemd is, denzelfden tijd waarbinnen het archief voor archief onderzoek is opengesteld. Vindt men dus de grenzen voor de ambrtstaak getrokken te nauw, dan zal hij die zich het meest aange trokken voelt tot bekendmaken van vondsten in de archieven, zie belemmerd gevoelen. Misschien zal men mi, willen tegenwerpen, da de jurist-archivarissen over 't algemeen te kort zullen z„n voor het Procustesbed", maar dan geloof ik, dat zi] oor e noo 1 'wetenschappelijke „voeding" wel erin kunnen groeien zonder da men nog tot uittrekking behoeft over te gaan. De historicus zal zich allicht als een verminkte of geamputeerde gaan voe en. komen hier echter weer op ons punt van uitgang terug wat omvat De Handleiding en de practische toepassing daarvan. Enkele vragen en opmerkingen betreffende de Handleiding". - In het exemplaar van den tweeden druk der voor mijne studie voor het archiefexamen heb gebruikt, heb ik hier 55 en daar enkele aanteekeningen gemaakt, soms in den vorm eener vraag, soms in dien eener opmerking. Ik maak ze door plaatsing in ons orgaan tot gemeen goed, niet, omdat ik er van overtuigd ben, dat zij alle juist zijn, maar als „Anregung" voor andere, meer be voegde lezers om er hun licht over te laten schijnen en er hun oordeel over te geven. De volgorde, waarin ik ze geef, is eenvoudig die van de paragraphen der Handleidingzij leek mij voor dit doel het meest practisch. Par. 1. Toelichting (blz. 3). Hier wordt de vraag besproken, of aan een bestuur gezonden boeken tot het archief van het bestuur behooren. De conclusie, waartoe de schrijvers der Handleiding komen, dat dit inderdaad in strikten zin het geval is, maar dat het toch om verschillende redenen beter is die boeken in eene bibliotheek te plaatsen, juich ik toe. Evenwel lijkt mij een der hiervoor aangevoerde argumenten minder juist: „ze" (de boeken n.l.) zeggen de schrijvers, „zijn de bijlagen van den geleidebrief". Dit moge formeel waar zijn (in den brief toch zal wel staan: „hierbij hebben wij de eer", enz.) maar in materieelen zin vormen toch de boeken den hoofdschotel en dient de geleidebrief alleen om het „waarom" der zending duidelijk te maken. Men stelle zich trouwens het (wel eens voorkomende) geval voor van eene zending boeken zonder geleidebrief. Door het ont breken van den van secundair belang zijnden (of in ieder geval door den afzender als van secundair belang beschouwden) geleidebrief zou dus in dit geval de zending formeel wel, in het eerste geval niet tot het archief in quaestie behooren, wat mij, waar de bedoeling van den afzender in beide gevallen gelijk was, eenigszins zonderling voorkomt. Par. 1. Toelichting (blz. 4). „Die (n.l. de verzonden grossen) behooren tot het archief van den geadresseerde". Zou het geen aan beveling verdienen hierbij het woordje „eventueel" voor „archief" in te voegen? Is de geadresseerde een particulier, dan zal er van een archief, waartoe de verzonden grosse komt te behooren, geen sprake zijn. Par. 4. De formuleering1 „het archief van het college waaraan het depot behoort" lijkt mij minder gelukkig. Het depót behoort toch niet aan een college, maar aan een publiekrechtelijk bestuur (staat, gemeente, enz.). Ik geef aan den anderen kant toe voorloopig geene betere formuleering te wetenwellicht weet een mijner lezers hier raad. Par. 5. Toelichting (blz. 9). Het zou m.i. aanbeveling verdienen in regel 9 van onderen, ter vermijding juist van de daar gesignaleerde verwarring het woord „vereenigd" te vervangen door „geplaatst". de ambtstaak? c Q D EBELE.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1934 | | pagina 34