192 Thans wil ik in aansluiting aan het bovenstaande nog enkele woorden wijden aan het viertal bijdragen, dat in de laatste en voor laatste aflevering van ons Orgaan is verschenen. In de voorlaatste aflevering was de heer J. Steur aan het woord, in de laatste dienden dr. Moll, mr. David de Kok en mr. dr, Beiierman van antwoord. Zelf heb ik in mijn bijdrage „Problemen"1) aanleiding gegeven tot de ontketening van deze gedachtenwisseling, en daarom wil ik nog even eenige opmerkingen maken, die de zaak op een beter plan kunnen brengen. Vooreerst staat nog steeds niet vast, wat eigenlijk de ambts taak is van de archiefambtenaren 2e klasse 2). Het gaat niet zoozeer om eischen van bekwaamheid als wel om eischen van benoem baarheid. En nu ligt in den tegenwoordigen toestand of regeling iets negatiefs opgesloten de tweede-klassers zijn benoembaar in die betrekkingen, waarvoor geen eerste-klassers vereischt worden. Al wat niet eerste-klasser is, is tweede-klasser. Jaren geleden heb ik reeds gepleit om een verschil van benaming, die een kenmerkend onder scheid zou aanduiden, tusschen de eerste- en de tweede-klassers, en 193 Het archief van een ambtenaar of van een college is gegroeid en heeft zich ontwikkeld langs lijnen, die stellig kunnen worden opgespoord en gevolgd, een bijzondere verzameling ontstaat door hetgeen de verzamelaar zich bij de bijeenbrenging heeft voorgesteld, en het is meer dan moeilijk, ja haast onmogelijk om zich geheel in den gedachtengang van den verzamelaar in te werken. Menigeen zal bij de bewerking van zulk een verzameling de neiging bij zich voelen opkomen om het anders en naar zijn inzicht practischer te doen, maar zal toch die neiging moeten weten te onderdrukken, omdat hij wellicht eenig tot nu toe onnaspeurbaar verband of stelsel niet ontdekt heeft. En dan bedenke men zich, dat heel dikwijls de oorspronkelijke orde, die de verzamelaar heeft aangebracht, en op een naar zijn inzicht logischen grondslag berust, is verloren gegaan, en dus de bewerker uit hetgeen hij nog van die verstoorde orde ontdekt, moet zien af te leiden, wat de oorspronkelijke bedoeling is geweest. En dan heeft men te doen met „stagiaires", die wellicht nog niet eens een behoorlijke theoretische kennis bezittenIs het wonder dat men dan resultaten ziet, die meer op „waschlijsten" dan op inventarissen gelijken? Maar men beschikt niet altijd over „un assez grand nombre' archieven om daarvan de bewerking aan de „stagiaires" toe te vertrouwen. Is dan de Algemeene Rijksarchi varis in België niet te benijden? Nederlandsch Archievenblad XXIX, 1931/32, blz. 31 en vlg. 2) Aldaar blz. 28 vlg. dan tevens zou doen begrijpen, dat men hier niet te doen heeft met wetenschap eerste of tweede klasse, maar met ambtenaren van verschil lende klasse, soort of hoedanigheid. Wat overigens gezegd wordt over de academische opleiding kan ik ten volle onderschrijven, maar ik meen indertijd duidelijk te hebben aangetoond, dat het bezit van een academisch diploma nog geen volstrekt kenmerk is van het resultaat, dat men zich van een academische (wetenschappelijke) opleiding voorstelt. Vooral zal dit het geval zijn in de faculteit der rechtsgeleerdheid, en het waren de hoogleeraren in die faculteit zelf, die mij de vrijmoedigheid tot spreken gaven. Men moet wel onder scheiden tusschen een academie of universiteit en een hoogeschool. De eerste zal zich toeleggen op een ontwikkeling van den weten schappelijke zin in het algemeen (in verband met eenige faculteit), de andere zal zich meer richten naar het verkrijgen van hoogere weten schappelijke practische kennis op een of ander gebied (techniek, handel, landbouw b.v.) Wat nu langzamerhand bij velen als een nadeel wordt beschouwd, is dat van de faculteit der rechtsgeleerdheid de studenten of liever velen de onderwijsinstelling als een hoogeschool en niet als een academie of universiteit zijn gaan beschouwen. Men ga niet te veel waarde hechten aan het bezit van eenig diploma. Ook in de rechtsweten schap vertoont zich hetzelfde verschijnsel als in de geschiedenis wetenschap: een mr. in de rechten zal wellicht in feiten of artikel kennis onderdoen voor een candidaat-notaris. De laatste zal b.v. misschien oogenblikkelijk alle tien redenen van verschooning van voogdij of toeziende voogdij kunnen opnoemen, terwijl de eerste volstaat met de wetenschap, dat verschooning mogelijk is, en zoo noodig naar zijn wetboek grijpt! Een enkele zeer persoonlijke op merking Bij mijn eigen examen staatsrecht wist ik een vraag niet te beantwoorden, waarop prof. mr. Oppenheim aanvoerde: „gij weet het niet, dat is niets erg; maar hoe kunt U aan de wetenschap komen? Juist dit moet de kern van de academische opleiding zijn, dat men de kennis weet te verwerven, die tot dusverre ontbrak. Men herleze in dezen zin nog eens, wat dr. Cuvelier schreef: „II est trés rare gue le cas qu ils ont a traiter soit en tous points conforme aux principes qui leur ont été enseignés, en d' autres termes, au cas classique. De academische opleiding moet in dit geval leeren, hoe een geval moet worden opgelost, waarin niet voorzien is, of dat in een of ander opzicht afwijkt van het gewone. Heeft echter het diploma van een doctorandus in de rechten, die klaargestoomd is door repetitoren, die wellicht nooit eenig college heeft bijgewoond, Nederlandsch Archievenblad XXXIX, 1931/32, blz. 32 en vlg.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1933 | | pagina 5