i 88 op autographenverzamelingen. In de eerste plaats wilde hij een algemeene autographencatalogus doen bewerken, waarin alle auto- graphen, die in auctiecatalogussen vermeld worden, zouden zijn opgenomen, en in de tweede plaats wilde hij eene bibliographie van alle particuliere handschriftenverzamelingen tot stand zien gebracht. Daar beide plannen een uitgebreiden staf medewerkers vereischen zouden en er voorshands nuttiger zaken te doen zijn, werd de verwezenlijking er van voorloopig, wellicht ad kalendas Craecas, uitgesteld. 4. De heer Casanova, voorzitter der commissie van experts- archivistes, werd als haar vertegenwoordiger in de commission des archives, ingesteld door het institut international des sciences histo- riques, aangewezen, op denzelfden voet, waarop de heer Fruin, voorzitter der laatstgenoemde commissie, deze in de commissie van experts-archivistes vertegenwoordigt. 5. Eindelijk heeft de vergadering te Parijs den wensch uitge sproken, dat de C.I. C. I. te Genève het initiatief wil steunen van de ltaliaansche commissie voor wetenschappelijke internationale samenwerking om een congres van archivisten in 1935 of 1936 te Rome samen te roepen. Hiermede wordt dus de na het congres van 1910 in het leven geroepen commissie uitgeschakeld. Men houde echter in het oog, dat de bedoelde commissie door het afsterven van vele leden geheel was gedesorganiseerd, en dat tot dusverre aan den aandrang om de commissie te completeeren geen gevolg was gegeven, zoodat, wilde men het congres te Rome, waartoe besloten was, doen doorgaan, geene keuze bleef dan in het ltaliaansche initiatief te berusten, te meer daar vaststond, dat op andere wijze in Italië geen congres kon worden gehouden. De heer Fruin heeft echter het recht der archivisten, om een volgend maal een congres te orga- niseeren buiten officieele autoriteiten hetzij van een bijzonder land, hetzij van den Volkenbond, om, voorbehouden. Het schijnt zaak te zijn reeds nu eene internationale commissie te vormen, die b.v. tegen 1940 een archivistencongres voorbereidt. Voor de in het volgende jaar te Parijs te houden vergadering van experts-archivistes zijn reeds een paar punten aan dë orde gesteld, waarvan het voornaamste ten doel heeft het samenstellen van eene lijst van familiearchieven en van hunne bewaarplaatsen. R. FRUIN. 189 De opleiding der archiefambtenaren. Aanleiding tot het schrijven van deze bijdrage is in de eerste plaats de ontvangst, ter bespreking in ons Orgaan, van een geschrift van dr. J. Cuvelier, Algemeen Rijksarchivaris in België: Travaux du cours pratique d'Archivéconomie donné pendant les années 1928— 1931 Het geeft gereedelijk aanleiding tot het maken van vergelijkingen van hetgeen op ons gebied bij onze zuidelijke naburen geschiedt, met hetgeen dat daarop bij ons zeiven voorvalt. Wat hiervoor ons ligt is een reeks van zeven archief-inventarissen, voorafgegaan door een voorbericht van dr. Cuvelier. Over den inhoud dezer inventarissen en meer in het bijzonder over de wijze van be werking kan ik, wat mij betreft, niets dan goeds vermelden. Het toe zicht, waaronder zij zijn samengesteld, mag trouwens doen veronder stellen, dat zij tot in de puntjes verzorgd zijn. Ofschoon zij de archieven van instellingen in, wat gemeenlijk genoemd wordt de Zuidelijke Neder landen behandelen, en, vooral uit een algemeen geschiedkundig oog punt beoordeeld, hoogst belangrijk zijn, zoo verdienen zij nog in het bijzonder de aandacht van hen, die belangstellen in de geschiedenis van dat deel van ons land, dat eertijds deel uitmaakte van het hertogdom Brabant, een groot deel dus van onze tegenwoordige provincie Noordbrabant. Vooral is dit het geval met de eerste twee der inventarissen die van de archieven „de la Vénerie du Brabant et du Consistoire de la Tromp e" en die van de archieven „de la Foresterie de Brabant". De inleidingen dezer inventarissen doen zien, dat onder „Vénerie" verstaan moet worden het bestuur van den Opperjagermeester, onder „Consistoire de la Trompe" het jacht- gerecht en onder „Foresterie" het Houtvestersambt. Zij bevatten een schat van geschiedkundige bijzonderheden betreffende deze instel lingen, hare geschiedkundige ontwikkeling, hare rechten en hare be voegdheden. Behalve van enkele vroegere stukken, hetzij oorspronkelijk, hetzij in afschrift, geven deze inventarissen ons de beschrijving van stukken uit de 16e eeuw, van omstreeks 1525 af. Het volgend viertal inventarissen beschrijft de archieven van de Tolkamers te Leuven, Tienen, Brussel en Vilvoorde. De inleiding tot den eersten dezer geeft mede een goed verzorgd beeld van de geschiedkundige ontwikkeling, van de werkzaamheden, de be voegdheden en de rechten der Tolkamers in het algemeen, terwijl zij in het bijzonder over die van Leuven nog haar licht doet schijnen; die tot de overige drie behandelen een en ander meer in betrekking tot de Tolkamers van Tienen, Brussel en Vilvoorde. Zij, die belang-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1933 | | pagina 3