212 zoo het schijnt, de Archiefwet zelf een monument, welks gaafheid en harmonie voor het oog veel meer waard zijn dan de bruikbaarheid ervan voor de praktijk. Dat een wijziging der uitwendige gedaante een middel tot betere functioneering zou kunnen zijn, is in die voor stelling onaanvaardbaar; wie de hand tot zulk een beperking of ver minking zou willen leenen, blijft in dat licht een monumenten-schender, een tempelroover, wat hij ook moge aanvoeren. Zijn standpunt heet „bekrompen en ingegeven door zijn hoedanigheid van „schildknaap" van een waterschap; zijn betoogen verdienen slechts met „wantrouwen" te worden bejegend en op de „subtiel juridische" argumenten, die hij in het geding brengt, past slechts hoon. De schrijver verkiest den heer Fruin in deze al te persoonlijke sfeer hier niet te volgen; het bewaren van zekeren afstand wordt nu eenmaal door alle spel- en gevechtsregels voorgeschreven. Kopenhagen. S. J. FOCKEMA ANDREAE. Staat van de archieven der oudere kloosterorden in Nederland, 18 Mei 1933 vroeg mij de hooggeachte redakteur van het Nederl. Archievenblad, of ik bereid zou zijn „geregeld in ons blad te signa- leeren de verslagen, die in druk mochten verschijnen over Ordens- archieven, allereerst dat over uw eigen Orde van fr. Cunibertus Sloots, dat ik onlangs mocht ontvangen". Of er iets van een geregelde vermelding zal kunnen komen, zal straks blijken. Laat ik eerst een bezwaar voordragen. In dit tijdschrift, het Archivum Franciscanum Historicum en vooral in de te Florence verschijnende Studi Francescani (1933, blz. 84-100) heb ik verdedigd, dat men ook bij inventarisering van kloosterarchieven de regels van Muller, Feith en Fruin moet volgen. Ik meende, dat de vakmensen die algemeen aanvaard hebben. Een Nederlandse geschiedkundige van naam echter schreef mij, dat hij het met mijn stellingen (dus met die van de Haagse School) allerminst eens kon zijn. Hij had aan de hogeschool in een groot en goed geordend archief de lessen van een professor bijgewoond, die geheel anders leerde. Ook lang niet alle Nederlandse archivisten houden het met Muller, Feith en Fruin volgens deze briefschrijver, die het inventariseren volgens de begin selen der Haagse School in 't biezonder voor kloosterarchieven zelfs noodlottig acht, zoals hij ondervonden heeft. En alsof dit vernietigend oordeel nog niet genoeg was, zeide mij onlangs een medebroeder vernomen te hebben, dat mijn archiefopvattingen verouderd zijn. Ik 213 heb mij derhalve ernstig afgevraagd, of ik wel de aangewezen persoon ben om op het verzoek van dr. Lasonder in te gaan. Mag iemand, d.e verouderde denkbeelden op het gebied van het archiefwezen verdedigt en een stelsel huldigt, dat voor kloosterarchieven niet minder dan noodlottig is, juist over deze kloosterarchieven schrijven? Ik huiverde. Toch besloot ik het ditmaal nog te wagen, opdat ik de briefschrijver, hen, die de beginselen der Haagse School verouderd noemen, en de Nederlandse archivisten, die niets van de beroemde o beroemd geweest zijnde Handleiding moeten hebben, uit hun tent o en aanzette om bewijzen te geven, want die - en daar komt het toch op aan - heb ik nog niet vernomen. Ongetwijfeld zal dr. Lasonder hun gaarne plaats verlenen in dit tijdschrift der Nederlandse archivisten Ter zake. Ik ken slechts één gedrukt verslag, het bovengenoemde van pater C. Sloots, archivist van de Nederlandse Minderbroeders dat verschenen is in Neer Jandia Seraphica, 1933, blz. 11-14. Derhalve wendde ik mij schriftelik tot de archivisten van de oudere klooster orden, die sinds lang huizen in Nederland hebben, maar de oogst was schraal en van enigen heb ik niet eens antwoord gekregen. Begmnen wij met het gedrukte verslag van het provinsieaal archief der Nederlandse Minderbroeders, dikwels Fransiskanen genoemd. Dit archief bevindt zich te Weert en wordt in een nieuw brandvrij lokaal bewaard, wat al dadelik tot vreugde strekt. Over het algemeen be vinden de stukken en banden zich in goede toestand. De losse stukken werden in nieuwe mappen en dozen ondergebracht. Een groot deel van het oud archief is reeds geïnventariseerd volgens de regels van de Handleiding. Bravo! Moge de voltooide inventaris spoedig in boekvorm op onze tafel liggen Blijkbaar is de archivist ook zoveel als inspekteur van de ar chieven der verschillende huizen, die de Minderbroeders in ons land hebben. Hij bezocht immers de archieven van de huizen te Venraai, Megen (klooster en statie), Amsterdam (Waterlooplein), Sloterdijk,' Den Haag (Boschkant), Haarlem (Groenmarkt) en Leiden (HartebrugL Om zoveel mogelik op de hoogte te blijven, bezocht hij bovendien o.a. de stedelike archieven te Maastricht, Den Bosch, Haarlem, Am sterdam en Leiden, de Rijksarchieven te Den Haag en Haarlem, het bisschoppelik archief te Haarlem en een aantal boekerijen. Behalve de eigenlike archivalia worden in het archiefdepót te Weert nog bewaard Inderdaad zal niets mii aangenamer zijn dan dergelijke „bewijzen" voor ons blad te ontvangen (L.L.).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1933 | | pagina 15