208
de griffie der arrondissements-rechtbank overgebrachte registers daar
heen (tijdelijk) te doen terugvoeren. Ik geef toe, dat tegen deze inder
daad weinig fraaie oplossing ernstige bezwaren zijn aan te voeren,
vooral, omdat de registers op de griffie meestal niet-brandvrij worden
bewaard. Men bedenke evenwel, dat dit ook gedurende de tientallen
jaren, dat de registers daar vroeger hebben berust, het geval is ge
weest; toen berustten zelfs ook de andere, onder gemeentelijk beheer
gebleven registers niet in eene brandvrije localiteit; thans is dit ten
minste met de in de Rijksarchiefbewaarplaats berustende registers wel
in meerdere of mindere mate het geval.
Men zal mij tegenwerpen, dat de oplossing, die ik voorstel, toch
in ieder geval niet noodzakelijk is, indien de Rijks- (en gemeentelijke)
archiefbewaarplaats, waarin alle registers ten slotte komen te berusten,
brandvrij is (zijn) ingericht, maar men is, nog afgezien van de omstan
digheid, dat brand niet het eenige gevaar is, waartegen de archieven
beschermd behooren te worden, van het brandvrij zijn van -een gebouw
toch nooit geheel zeker, al kan de waarschijnlijkheid, dat in een ge
bouw brand zal uitbreken of een elders ontstane brand daarheen zal
overslaan zeer beperkt, ja bijna tot nul gereduceerd worden.
Ik geef mijne oplossing gaarne voor eene betere prijs, maar zie
vooralsnog geene andere mogelijkheid om aan het door mij gesigna
leerde gevaar met betrekking tot de in een der bovengenoemde ge
vallen verkeerende registers van den B. S. te voorkomen of althans
te beperken, die niet met aanzienlijke geldelijke offers voor het Rijk
en/of de betrokken gemeente gepaard zou gaan.
Van deze gelegenheid wil ik tevens gebruik maken om te wijzen
op eene onbillijkheid, waartoe de regeling van het K. B. van 23 April
1929, Stbl. 176, in de practijk leidt.
Het is bekend, dat de meeste gemeenten voor inlichtingen uit
de onder hare berusting zijnde registers van den B. Sv die nog niet
naar de gemeentelijke archiefbewaarplaats zijn overgebracht, z.g. leges
heffen.
Indien nu, zooals t. a. v. tal van gemeenten reeds het geval is,
de archieven van den B. S. tot 1 Januari 1843 ingevolge de artt. 1
en 2 van bovengenoemd K. B. van de griffie der rechtbank naar de
Rijksarchiefbewaarplaats in de hoofdstad der provincie zijn overge
bracht, kan men voor inlichtingen uit dat deel dier archieven op die
Rijksarchiefbewaarplaats terecht en krijgt men de verlangde inlichtin
gen kosteloos.
Zijn evenwel de registers om de eene of andere reden, b.v. gebrek
aan ruimte in de Rijksarchiefbewaarplaats, waarheen zij zouden moeten
overgebracht worden, nog niet overgebracht, dan moeten onderzoe-
209
kers te uit en te na hunne inlichtingen bij het bureau van den B. S.
der betrokken gemeente inwinnen en daarvoor de gewone leges be
talen.
Het zou dan ook zeer billijk zijn, indien de gemeenten, wier
burgerlijkestandsarchieven tot 1 Januari 1843 nog niet naar de voor hare
ontvangst aangewezen Rijksarchiefbewaarplaatsen zijn overgebracht
de onder haar beheer gebleven registers, desnoods tijdelijk, naar hare
archiefbewaarplaatsen overbrachten of in ieder geval de toegang
daartoe even gemakkelijk maakten als die zou zijn, indien de registers
in quaestie naar zulk eene archiefbewaarplaats waren overgebracht,
m. a. w. het bezoekers mogelijk maakten de registers „kosteloos te
raadplegen en daaruit op hunne kosten afbeeldingen, afschriften of
uittreksels te maken of te doen maken een en ander echter alleen
zoolang de in de artt. 1 en 2 van het K. B. van 23 April 1929, Stbl. 176,
bedoelde overbrenging nog niet heeft plaats gehad.
J. J. BEYERMAN.
Nogmaals het waterschapsarchief.
In haar vorige jaarvergadering nam onze Vereeniging het besluit,
de behandeling van het voorstel inzake de wetgeving op waterschaps
archieven, door den ondergeteekende ingediend, tot betere tijden uit
te stellen. De betere tijden laten zich wachten, maar de behandeling
heeft niet stil gestaan: op verzoek van het Bestuur heeft de heer
Fruin zijn sterk afwijkende zienswijze in de December-aflevering
van ons blad kenbaar gemaakt. Daartegen moge de voorsteller nog
eens het zijne inbrengen, al heeft het debat geen gevolg te wachten
dan in een toekomst, waarop wij allen hopen, doch die niemand
onzer waagt te voorspellen.
Vooraf een algemeene opmerking. De schrijver blijft bij de voor
stellen, zooals ze in de voordracht ter vergadering door hem waren
geformuleerd; doch de geest ervan is hem, en naar hij vertrouwt
ook anderen, meer waard dan de letter. Amendementen, die de
bedoeling beter tot haar recht doen komen, zal hij dan ook gaarne
tegemoet zien en zoo mogelijk helpen bevorderen.
Punt I. Wie in een geval van meeningsverschil over den aard
en den omvang eener verplichting tot zorg voor een waterschaps
archief wil komen tot een gefundeerd oordeel, heeft tusschen twee
punten van uitgang te kiezen. Hij kan zeggenin het archiefbelang
wordt voorzien door de Archiefwet, dus de inhoud, het doel en de
strekking dier wet alléén moeten mij antwoord geven. Aldus de