94
95
Gij dan nu en dan zult mijmeren over Uw zoo geslaagde en gelukkige
loopbaan en üw mooi levenswerk, wilt dan ook ons een enkelen keer
gedenken, zooals wij U in trouwe herinnering zullen behouden."
Onmiddellijk daarop nam Prof. Fruin het woord. Hij zeide ten
zeerste te zijn getroffen door de hem bij monde van den heer Meilink
gebrachte hulde. Hij wil gaarne trachten eenige woorden van dank
te spreken, hoewel men het hem zal vergeven, dat hij het, na de
hem zoo uit het hart gegrepen woorden van den heer Meilink, wat
onsamenhangend zal doen. Inderdaad het is een zeer gelukkige loop
baan, waarop hij heden mag terugzien; en het is niet te ontkennen,
dat er sedert zijn in dienst treden in 1888 te Utrecht veel, wat
betreft het archiefwezen in ons land is veranderd. Spr. illustreert dat
nader door eenige herinneringen op te halen eerst uit zijn Utrechtschen,
daarna uit zijn Zeeuwschen tijd. In Utrecht ging het toenmaals nog
heel gemoedelijk toe: als voorbeeld haalt spr. aan, dat hij eens
op verzoek van zijn chef, Mr. Muller, op een tweeden feestdag
op het Archief present was om diens Neef Prof. P. L. Muller bij het
onderzoek behulpzaam te zijn. En wat Middelburg betreft, toen spr. in
1894 daar kwam, was onder meer maar al te zeer merkbaar, dat men
destijds nog in een tijd leefde, waarin het archivarisambt goed geacht
werd om een vluchtheuvel te zijn, waar soms hooggeplaatsten in den
lande hun familieleden, die in de door hen tot dusverre bekleede betrek
king om de een of andere reden minder goed voldeden, onderbrachten.
Dit is voor spr. ook een van de redenen geweest om in de Archief
wet een bepaling op te doen nemen, dat voor het archivarisambt
een eerst na het afleggen van een examen te verkrijgen diploma
vereischt wordt. En daarna spr/s optreden als Algemeen Rijks
archivaris nu een goede 20 jaar geleden. De omstandigheden, waar
onder spr.'s voorganger een klein jaar te voren was afgetreden in
aanmerking genomen, was het te begrijpen, dat er onder de ambte
naren, die onder laatstgenoemde hadden gediend, waren, die den
nieuwen functionaris met een zekere reserve tegemoet traden. Spr.
heeft zelfs ook de bewijzen daarvan meenen te zien hierin, dat,
terwijl er van buiten af, o. a. vanwege de Vereeniging van Archi
varissen, notitie werd genomen van zijn zilveren jubileum als Archivaris
in 1913, men aan het Algemeen Rijksarchief dezen dag onopgemerkt
liet voorbijgaan. Spr. heeft de trouw van die ambtenaren aan hun
vorigen chef begrijpelijk en te waardeeren gevonden. Desondanks,
en hierop wil spr. ook in dit verband op dit oogenblik nog eens
den bijzonderen nadruk leggen en ook nog eens hartelijk daarvoor
danken: steeds heeft hij in zijn lange loopbaan aan het Algemeen
Rijksarchief van alle ambtenaren zonder uitzondering de grootste
medewerking mogen ondervinden. Hij wenscht zijn opvolger Mr. Bijlsma
toe, dat hij later eenmaal op dezelfde aangename wijze van zijn
ambt zal mogen scheiden als dat thans bij hem het geval is. Mr. Biilsma
heeft gisteren zelf aangegeven, dat hij zich gevoelde als de zoon,
die uit handen van zijn vader zijn verdere levenstaak overneemt.
In dezen gedachtengang doorgaande weet spr. niet beter te doen dan
hier te eindigen met de bekende regels uit de Ilias van Homerus
jvatQÖg döys noXXbv dusivü)v(VI, 479).
Nadien maakten Prof. Fruin en Mevrouw Fruin van de gelegenheid
gebruik om elk der aanwezigen afzonderlijk hartelijk dank voor alles
te zeggen.
Een geheel ander karakter dan de hier geschetste intieme samen
komst van Oudejaarsdag 1932 droeg de luisterrijke huldigingssamen
komst op Zatermiddag 7 Januari d.a.v. in de zalen van Hotel Paulez
te 's-Gravenhage. Het initiatief tot deze samenkomst was genomen
door een Commissie onder leiding van Jhr. Dr. W. A. Beelaerts van
■Blokland, Griffier van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, welke
commissie verschillende autoriteiten en genootschappen in den lande
had uitgenoodigd bij de huldiging tegenwoordig te zijn. Een groot
aantal vooraanstaande personen met hunne Dames waren alzoo aan
wezig, toen Prof. Fruin met Mevrouw Fruin en verdere familie door de
genoemde Commissie in de salons van Hotel Paulez werd binnengeleid.
Daarop nam allereerst het woord Jhr. Beelaerts van Blokland
voornoemd, die als volgt sprak:
„Hooggeachte Professor Fruin,
De laatste dag des vorigen jaars is voor verschillende beproefde
en in den dienst vergrijsde staatsdienaren een moeilijke, zelfs een
pijnlijke dag geweest. Er is een tijd van komen en een tijd van gaan,
maar hoe meer men in zijn werk opgaat, hoe moeilijker het aflaten
daarvan valt. Is het besluit tot heengaan niettemin eenmaal genomen,
dan komt als noodzakelijk gevolg het afscheid nemen, nu niet zoozeer
van het werk als wel van de medewerkers, hetgeen niet minder zwaar
valt en voor beide partijen pijnlijk kan zijn. Voor U ligt dat nu achter
den rug en wij zijn heden niet bedroefd, doch blijde. Het was ons
namelijk een vreugde U bereid te vinden in ons midden te verschijnen,
waardoor wij in staat zouden zijn, niet om afscheid te nemen, maar
om U openlijk dank te zeggen voor hetgeen U voor ons zijt geweest
gedurende Uwen langen, eervollen, ambtelijken loopbaan. Zoo zijn
wij dus heden met blijdschap uit allerlei oorden samengekomen om