156
Inventaire des Archives de Assistence pub/ique de Bruxel/es par
P. Bonenfant. II. Fonds de I'Administration générale. (Pauvres malades
Imprimerie L. Danee/s, Bruxel/es. 1933.
Dit tweede deeltje der reeks inventarissen van Brusselsche gods
huizen vraagt nauwelijks om een afzonderlijke bespreking. De „Armen
zieken zielendienst hoeveel meer spreekt de oude Vlaamsche
naam tot ons dan de vage Fransche titel is ontstaan uit een
particulier liefdewerk van den Mechelschen aartsbisschop Jaques Boonen,
die twee vrome dochters belastte met de geestelijke en materieele
verzorging van de allerarmste inwoners van Brussel. Na den dood
van den prelaat kon het werk, dank zij de vrijgevigheid van eenige
stadgenooten, worden voortgezet. Nu werd ook een regeling getroffen
voor de administratie der fondsen en de stichting werd zoowel door
de geestelijke overheid (1668) als door den Raad van Brabant (1673)
officieel erkend. Bovendien werd een reeds bestaande fundatie, in
gesteld door de weduwe Le Mire ten behoeve van de geestelijke
verzorging van arme zieken, met Boonen's stichting vereenigd.
Zoo stil en onopgemerkt de vijf of zes vrome dochters, aan wie
het liefdewerk was opgedragen, haar gang gingen, zoo rustig vergleed
ook het leven van de fundatie zelf. „Son histoire par la suite ne
présente pas de fait saillant," zegt de heer Bonenfant in de inleiding.
Dit blijkt trouwens ook uit den inventaris. Kasboeken en rekeningen
maken het overgroote deel van dit archiefje uit.
Met voldoening constateerde ik, dat de beschrijving van de ver
schillende nummers veel uitvoeriger is dan in het eerste deeltje van
deze serie. Moge het den archivaris van de Brusselsche godshuizen
gegeven zijn om op deze wijze voort te gaanWant het zou
jammer zijn, wanneer de heer Bonenfant, nu hij eenmaal de
inventariseering van zulke belangrijke archieven ter hand heeft ge
nomen, door zijn lastgevers, wat betreft den omvang van zijn uitgaven,
zoozeer aan banden werd gelegd, dat hij geen inventarissen van
blijvende waarde zou kunnen leveren.
A. C. KERSBERGEN.
Pubhkationen des estmschen staatlichen Zentra/archives nr. 2:
Bericht iiber die Tatigkeit des estnischen staatlichen Zentra/archives
1921- 1932, nebst einem Verzeichnis der ihm einverleibten Archive.
Dit geschrift is gedeeltelijk in het Estnisch gedeeltelijk in het
Duitsch opgesteld, en toen de redacteur van het Archievenblad mij
het recensie-exemplaar toezond met verzoek het in dit tijdschrift aan
te kondigen, heb ik dat aanvaard onder het voorbehoud, dat ik alleen
157
over het in het Duitsch gestelde gedeelte zou behoeven te oor-
deelen.
Dat Duitsche gedeelte omvat een overzicht van de geschiedenis
van het in 1920 en 1921 georganiseerde Staatsarchief, verdeeld in
vier afdeelingen, nl. eene over de stichting en organisatie er van,
eene over de toegestane credieten, eene over de eigenlijke archief
werkzaamheden en eene over de historische onderzoekingen, die er
hebben plaats gehad. De tweede afdeeling is van de hand van ons
correspondeerend lid Sildnik, de andere zijn geschreven door den
archivaris Lnv.
Aan dat overzicht sluit zich dan eene lijst der in het Staats
archief aanwezige archieven, met eenige bijzonderheden over de
voornaamste serieën van elk archief, aan.
Bij het doorlezen van een en ander maakte ik enkele opmerkingen,
die ik hier wil wedergeven. In de eerste plaats is de stichting van
het centraal archief te danken aan den professor in de geschiedenis
aan de Universiteit Tartu (Dorpat) Cederberg, en deze heeft dan ook
verband gelegd tusschen het archief en de Universiteit. De ordening
van het archief der Universiteit zelve is ook het eerst onder handen
genomen. Bedenkelijker is, dat het verband met de Universiteit
bewerkt heeft, dat het archief te Tartu is gevestigd en niet in Tallinn
of Reval, de hoofdstad van Estland, waar de regeeringscolleges ver
gaderen. Dit schijnt te bedenkelijker, omdat bijna alle archieven van
jongeren en zelfs van zeer jongen datum zijn, zoodat zij door de
regeering vaak zullen moeten worden geraadpleegd. Uitleeningen naar
ambtelijke instellingen zijn dan ook voor ten hoogste vier maanden
toegestaan. Intusschen men acht in Estland blijkbaar de weten
schappelijke onderzoekingen in het archief de hoofdzaak. „Vergün-
stigungen im Sinne einer bequemen Benutzung der Archivalien werden
nur den Professoren und Docenten der Universitat wie auch den
Gliedern des Archivrats gewahrt."
Voor de financiën van het archief meen ik naar het verslag zelf
te mogen verwijzen. Wat de eigenlijke archiefwerkzaamheden betreft,
zij hebben voornamelijk bestaan in het bijeenbrengen der archivalia,
die over de verschillende regeeringsbureaux en andere instellingen
verspreid zijn. Ook is een ruil van archivalia tusschen Estland en
Letland aan de orde gestelddé daarvoor tusschen beide landen
noodige conventie is echter nog niet tot stand gekomen. Ook ander
werk werd verricht: de handbibliotheek werd beschreven en een
„archivwissenschaftliches Fachwörterbuch" werd bewerkt, dat in ver
band met de plannen van de Parijsche commissie der experts-archivistes
goede diensten zal kunnen bewijzen. Voorts zijn voordrachten over