154
S. J. FOCKEMA ANDREAE.
155
het belang van elk hunner hield op, waar het landsbelang begon en
tot groote herstelwerken waren zij ten eenen male buiten staat.
Zij dienden dus ter zijde te worden gesteld en door één krachtig
orgaan worden vervangen. Naar men uit analogie met soortgelijke
lichamen elders mag vermoeden, stelde hij een college van dijkgraaf
en zeven heemraden in, te recruteeren uit de edelen of althans uit
de welgeborenen. De drie Bisschops-heemraden de twee ridder-
schaps-heemraden naar de inrichting van 1323 kunnen samen als de
representanten van het oude regime worden beschouwdmaar zij
werden voortaan door de driemaal twee heemraden, die door de
kapittelen, de kleine geestelijkheid en de stad Utrecht werden aan
gewezen, overstemd. De hervorming was dus wel zeer ingrijpend.
Als het bovenstaande juist is, kan het hoogheemraadschap van
den Lekdijk Bovendams dus terugzien op een welhaast zevenhonderd
jarig bestaan, waarin de herhaalde reorganisaties geen onder
brekingen, doch slecht étappes vormen. Een groot stuk van dat ver
leden is door het werk van Mejuffrouw Kurtz nader gebracht, zoo
wel tot het bestuur der instelling als tot alle belangstellenden. De
dankbaarheid, die haar daarvoor toekomt, moge zij in ruime mate
ondervinden.
(P. Drs.) Donatus van Adrichem O. F. M., Inventaris van het Oud-
Archief der Latijnsche Scholen te Megen (1645—1877). Overdruk uit
Neerlandia Seraphica, dl. 7, 1933, bl. 27 46.
De wakkere redakteur van het internationale tijdschrift Archivum
Franciscanum Historicum, dat te Quaracchi Florence verschijnt,
heeft tijdens zijn vakansie nog tijd kunnen vinden om het archief der
Latijnse Scholen in Megen te ordenen en te inventariseren. Wij
brengen hem hiervoor gaarne hulde en dank.
Tegen het einde der zestiende eeuw waren nagenoeg alle Noord
Nederlandse kloosters aan de Minderbroeders ontnomen. De meeste
kloosterlingen zelf hadden een veilige schuilplaats gevonden in Zuid
Nederland. In 1645 echter gaf de stedelike regering van Megen, die
niets met de Staten Generaal te maken had, hun verlof in dit oude
Maasstedeke een klooster te stichten op voorwaarde, dat zij aan de
op te richten Latijnse Scholen men gebruikte toen het meervoud
onderwijs zouden geven. Gretig aanvaardden de zonen van S. Frans
deze voorwaarde. Was het gymnasium er aanvankelik dus een stede
like inrichting, in 1812 werd het een Staatsgymnasium, maar de
Minderbroeders bleven de leraren. Na verscheidene verwikkelingen
werd het in 1877 eigendom der paters, dus een biezonder gymnasium,
wat het tot heden gebleven is. Met deze verandering eindigt volgens
pater D. van Adrichem terecht het oud archief.
Bij de samenstelling van de inventaris heeft hij zooveel mogelik
de voorschriften gevolgd van de Handleiding, die wij aan Muller,
Feith en Fruin danken. Hij betreurt het enigszins, dat hem de tijd
ontbrak een regestenlijst te geven. Maar wij achten een regestenlijst
hier tamelik overbodig. Trouwens zijn de stukken zelf uitvoerig genoeg
beschreven, zodat wij de globale inhoud der bescheiden uit de beschrij
ving wel kunnen opmaken, een methode, die wellicht aanbeveling ver
dient, wanneer het gaat om nieuwere archieven van geringe omvang.
De inventaris telt 97 nummers en is in twee hoofdafdelingen verdeeld
A. Stukken afkomstig van het bestuur der Gemeente.
B. Archieven van de Prefekt.
Onder A vinden wij dan
I. Benoeming en salaris der leraren.
II. Beheer der schoolgelden.
III. Onderwijszaken.
IV. Prijsuitdeling en toneelspel.
Onder B
I. Registers.
II. Benoeming, privilegies en salaris der leraren.
III. Beheer der schoolgelden en onderhoud der gebouwen.
IV. Reglement, privilegies en gedrag der studenten.
V. Prijsuitdeling, redevoeringen en toneelspel.
In zijn inleiding geeft de samensteller rekenschap van deze indeling.
Als bijlagen krijgen wij
I. Lijst der aanwezige zegels.
II. Lijst van aanwezige historiese afschriften.
Wij zouden een lijst van aanwezige zegels niet gegeven hebben,
omdat wij de zegels bij de desbetreffende stukken, waarheen nu
telkens wordt verwezen, zouden beschreven hebben. Wat die historiese
afschriften betreft, er zijn stukken bij, die in geen enkel archief thuis
horen, zoals b.v. een verslag van feestelikheden, aan een tijdschrift
ontleend. Toch is vermelding van deze afschriften wel te billijken,
want zij zijn meestal afschriften van stukken, die de Latijnse Scholen
te Megen betreffen, maar in het gemeentelik archief of in het klooster
archief liggen. Moge pater Donatus onder een volgende vakansie in
z'n vaderland de tijd vinden om ook deze archieven te ordenen en
te inventariseren, opdat men in staat zij van de voor het Rooms
Katolicisme zo belangrijke Latijnse Scholen te Megen eindelik de
geschiedenis te schrijven 1 Beide ondernemingen zijn hem wél toe
vertrouwd. D. DE KOK.