over de geschiedenis van Kampen in de Kamper Almanak en een
locaal blad, zijn naar mijn weten zijn eenige geschriften gebleven.
In de laatste jaren trok hij zich meer en meer terug, voor een
deel wellicht uit een zekeren tegenzin tegen het rumoerige leven van
onzen tijd en het gewild-monumentale, dat thans zoo dikwijls pre
domineert; zijn ideaal was de tijd van honderd jaar geleden, zijn
sympathie ging naar het verzorgd detail.
Zijn enthousiasme en hulpvaardigheid, waardoor hij zoo dikwijls
anderen, die verlegen in het leven waren komen te staan, tot nieuw
werk had weten te bezielen en te helpen, bleven tot het laatst
onverzwakt. In zijn werk zal zijn naam voortleven.
P. A. MEILINK.
Kleinere Bijdrage.
Recept voor het wasschen van prenten in de 17e
eeuw. Een pont kalck bij een pont potas met 2 pont water gekoockt
tot het een starcke loog maekt. De printe daerin geweckt tot het
swart losgaet en dan in schoon water gehange datter de loog weer
uyttreckt en dan op pampier gelijt totdat de printe niet meer blinken
en dan gedrukt. (Voorste schutblad van: WASSENAER, Praxis /udiciaria, Utrecht
1669. Rott. Archiefbibliotheek no. H. 46.) E. W.
Boekbesprekingen.
Het werk onder den bovengenoemden titel bevat als hoofd
bestanddeel, op de bladzijden 27 73, den inventaris van het oud-archief
der instelling tot in 1899 (ruim 800 bestanddeelen, beschreven onder
240 nummers); voorts een lijst der kaarten en teekeningen (30 nummers),
een lijst van de bij het archief bewaarde boekwerken (169 nummers)
en een inleiding, die ruim 1/4 van het boek beslaat.
Beziën wij eerst de indeeling van den inventaris, dan blijkt, dat
de negen hoofden daarvan na afsplitsing van I (Algemeen Beheer)
en IX (Archieven van ambtenaren en hoogheemraden) in twee groepen
zijn te scheiden; nl. a de uitoefening der bestuurstaak (II V), en b de
financiën, de belastingheffing en het beheer over de rentegevende
eigendommen (VI—VIII). Dat a aan b voorafgaat, schijnt hier zeer
juist. De vervulling van het doel der instelling is immers primair; het
financieele is slechts een gevolg van de eigenlijke taakuitoefening en
behoort dus op de tweede plaats.
De indeeling van de hoofdgroep sub a vereischt eenige toe
lichting. Men vindt daar naast II (Onderhoud van den dijk en zijn aan-
hoorigheden) en V (Verdediging van den dijk bij hoog water en ijs
gang) ook III (Heemrecht) en IV (Betrekking tot den souverein en
uitoefening der souvereine rechten) welke beide hoofdstukken ook
voornamelijk stukken betreffende het onderhoud en verdediging van
den dijk met toebehooren blijken te bevatten. Als criterium is het
verschil in de door het hoogheemraadschap uitgeoefende functies
gekozen; onder II en V vindt men slechts handelingen van het bestuur
in zijn autonome bestuursfunctie, onder III die der rechterlijke, wet
gevende en politie-functie en onder IV de handelingen van zelfbestuur,
om het in de thans gebruikelijke staatrechterlijke terminologie uit te
drukken. Of deze, inderdaad niet gemakkelijk hanteerbare, criteria nu
steeds bevredigend zijn toegepast? Hier en daar is wel plaats voor
een vraag of een opmerking. Zijn b.v. de nummers 102 en 103 wel
terecht in de vierde afdeeling ondergebracht? Aardhaling is toch
een gewone bestuurs- of desnoods politiebevoegdheid, niets „sou-
vereiner dan de wetgevende (keur-) bevoegheid of de belasting
heffing. Natuurlijk heeft de daartoe bevoegde, destijds de souvereine,
wetgever deze bevoegdheid aan het waterschapsbestuur moeten
toekennenmaar het waterschap ontleent al zijn overheidsgezag
aan den wetgever en op dien grond had men dus het geheele archief
bij de „souvereine rechten" kunnen onderbrengen.
Dit neemt niet weg, dat de inventaris over het algemeen duidelijk
en overzichtelijk is en zeker handig in het gebruik zal zijn. De ordelijke
staat van het archief, dat naast enkele groote seriën van resolutiën,
rekeningen e.d. een niet-overweldigende hoeveelheid dossiers en losse
stukken blijkt te bevatten, werkt tot dit resultaat ook mede.
Naar de algemeene opvatting, die de Middeleeuwen voor Utrecht
met I528 laat eindigen, bevat dit archief nagenoeg geen Middel-
eeuwsche stukken eerst in de ordonnantie van Karel V wordt aan
den secretaris van het hoogheemraadschap het houden van een
protocol voorgeschreven en het blijft de vraag, of het college of
wel zijn secretaris vóórdien überhaupt een archief heeft gevormd.
Voor een regestenlijst van oorkonden was hier alleen daarom al geen
plaats. De afzonderlijke lijst van kaarten, die men wèl vindt, blijkt
weinig omvangrijk en leidt niet tot opmerkingen; slechts doet zij den
wensch naar doelmatige regels voor het beschrijven van oude kaarten
en naar een uniforme toepassing daarvan opnieuw bij den lezer
bovenkomen.
150
Dr. G. H. Kurtz. Het oud-archief van het Hoogheemraadschap van
den Lekdijk Bovendams. 96 blzn., 8°. Z. pi. en j. (1932).
151