148 In memoriam C. H. van Fenema. Den 25 Mei 1933 (Hemelvaartsdag) overleed te Oosterbeek Christiaan Henri van Fenema, oud-conservator bij de rijksuniversiteits bibliotheek te Groningen, wiens naam ook in den kring van archiva rissen welbekend was. Van Fenema was een merkwaardig man; oorspronkelijk, begaafd met een scherpe speurzin, bezield met buitengewone werkkracht en ondernemingslust. In 1899 werd hij aan de hoogeschool te Groningen als student in de rechten ingeschreven, een studie, die hem echter niet in het minst kon boeien. Zijn liefde en belangstelling gingen uit naar het boek en grafische kunst; reeds in zijn Kamper gymnasiastentijd had hij met oordeel oude gravures en andere kunstprenten verzameld en zelfs een vrij merkwaardige collectie platen betreffende het oude Kampen bijeengebracht. Verder gold zijn belangstelling de geschiedenis, vooral van plaatselijke toestanden en van speciale personen en onder werpen. Het was voor hem een uitkomst in 1906 benoemd te worden tot conservator aan de universiteitsbibliotheek en de rechtsstudie te kunnen laten varen. In dit ambt heeft hij door zijn groote boeken kennis, zijn bijzondere nauwkeurigheid en zijn behulpzaamheid tallooze bezoekers aan zich verplicht. Zijn levenswerk zou echter niet in bibliotheekwerk liggen, maar in de stichting van het groote Fonds voor Biografische Documentatie. Van Fenema had groote bewondering voor de groote bronnenverzamelingen en de werkers, die niet voor één generatie schreven, maar werk samenbrachten, waaruit generaties zouden kunnen putten, voor een werk als de Thesaurus, voor werkers als Larousse. Een dergelijke arbeid lokte hem aan. De oorspronkelijke gedachte, de familieadvertenties van de Neder- landsche bladen, niet alleen van de groote bladen, als het Handelsblad, de oude Amsterdammer, het Nieuws van den Dag, het Dagblad van Zuid-Holland en 's-Gravenhage, de Haarlemmer Courant, de Nieuwe Rotterdammer e.a., maar ook van de kleine locale bladen in één groote verzameling te brengen, gaf aan zijn werk spoedig groote waarde; een breede klasse van onze bevolking, welke sedert de 18e eeuw familiemededeehngen in de nieuwsbladen deden, werd daarmede tot het midden der 18e eeuw bereikt. Men kan zich moeilijk voorstellen, hoeveel energie, voortdurende waakzaamheid en koopmanschap noodig is geweest, om een vrijwel complete verzameling van alle bladen te verkiijgen, de laatste kans waarschijnlijk, voordat de papiernood in 149 den wereldoorlog den ouden krantenvoorraad voor het grootste deel heeft doen verdwijnen. Men kan zich waarschijnlijk nog minder goed een voorstelling maken, welke volharding het Van Fenema en zijn toe gewijde hulp gekost moet hebben dag voor dag tot diep in den nacht te werken om zijn materiaal te kunnen overmeesteren. Het enthou siasme voor hun werk heeft hen hierbij gedragen. In 1918 was zijn verzameling zoo uitgebreid, dat hij zijn conser vatorsambt kon neerleggen en zich in Oosterbeek geheel aan zijn levenswerk kon wijden. Hier breidde zijn verzameling zich verder uit. De tijdschriften met familiegegevens, de groote werken en uitgaven met veel biographisch materiaal, zelfs de Verslagen van 's Rijks oude archieven, alles werd met groote nauwkeurigheid nagegaan en in zijn werk opgenomen. Voor geen werk schrok hij terug; kwam eens het vermoeden bij hem op, dat de samenstelling van den index op een werk over grafzerken aan een dronken onderofficier toevertrouwd was geweest, onmiddellijk zette hij zich aan de samenstelling van een nieuwen index. Weinigen zullen het nut van zijn werk voor de wetenschap doorzien hebben. Men denke zich echter belast met een uitgave van een 17e eeuwsche brievenverzameling, en het nut van een centraal register, waarin alle namen van onze historische en genealogische literatuur zijn bijeengebracht, springt in het oog. Hoevelen hebben reeds met behulp van zijn Fonds het spoor kunnen vinden van ver loren gewaande geschriften, en in eenige dagen bij descendenten van schrijvers of vroegere eigenaars de stukken gevonden, waarnaar zij maanden vergeefs gezocht hadden. Bijzondere belangstelling had Van Fenema voor de ficheerings- arbeid van de kerkelijke archieven. Men mag zeggen, dat de stoot tot dit werk door hem is gegeven, en dat de oprichting van de Naamlooze Vennootschap tot het Indiceeren van Kerkelijke Archivalia in 1924 zijn werk is geweest. In het artikel Nieuwe Banen in het Archievenblad (32e jaargang) heeft hij op heldere wijze de beteekenis, welke dit werk o.a. voor onze demographie zal hebben, uiteengezet. Tot publicatie van zijn studiën is Van Fenema nauwelijks kunnen komen. Een geschrift over het Academiegebouw te Groningen, bij gelegenheid van de opening van de nieuwe academie in 1909 ver schenen, een bijdrage over de Hollandsche houtgraveurs in de 19e eeuw, in den derden bundel Historische Avonden van het Groningsch Historisch Genootschap opgenomen, verschillende bijdragen 'j De vennootschap heet tegenwoordigBureau voor Historische Demographie.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1933 | | pagina 33