132 van eigendomsoverdracht of bruikleen kunnende komen, ten slotte tot een vergelijk komt, waarbij de eigenaar zich verbindt belanghebbenden inzage te verleenen. Het meest voorkomende geval zal echter zijn, dat de eigenaar zijn archief in b r u i k 1 e e n geeft, desnoods onder eenige voorwaarden. Hij is dan bevrijd van de zorg voor een behoorlijke bewaring, kan bovendien verzekerd zijn van een behoorlijke, wetenschappelijke orde ning, en kan het gevoelen met zich omdragen, dat hij het algemeen belang een dienst bewijst. Met bewaargeving zal de staat zich gewoonlijk wel niet willen inlaten. Bijzondere omstandigheden zouden het noodig kunnen maken dat een particulier archief (men moet nu niet in de allereerste plaats denken aan een familiearchief, maar aan een archief van een of andere belangrijke vereeniging) tijdelijk ergens werd ondergebracht. Wellicht zou de staat zich dan tegen behoorlijke betaling met de bewaring willen belasten, al zal het gebrek aan plaatsruimte in de archiefbewaarplaatsen dikwijls een groote belemmering of wel een onoverkomelijke hindernis opleveren. Intusschen zal een systematisch onderzoek in ieder geval hoogst wenschelijk zijn. Eerst dus vaststellen wat er is, en dan later nagaan wat het best is voor een verdere bewaring. En hierbij zal dan ook gedacht kunnen worden aan de gelegenheid, die het Koninklijk Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde „De Nederlandsche Leeuw geeft om familiearchieven onder deskundige leiding te laten ordenen en te bewaren. Ten slotte verdient nog de aandacht de verantwoording van de vraag, wat er moet gebeuren, wanneer bij dit systematisch onderzoek biijkt, dat in de particuliere archieven zich bescheiden bevinden, die ongetwijfeld tot eenig openbaar archief behooren. Men zal zich daarbij natuurlijk eenigszins rekenschap moeten geven van de wijze, waarop zij bij dat particuliere archief terecht zijn gekomen. Intusschen kan ten opzichte van wat reeds vroeger is gebeurd of verzuimd nu niet meer een vaste maatregel worden genomen. Ieder geval zal op zichzelf beoordeeld moeten worden. Wel zou het aanbeveling verdienen, dat nu vastgesteld werd, dat in den regel bij het overlijden van iemand die een openbaar ambt bekleedde of vroeger bekleed had, tot de boedelberedderaars van overheidswege het verzoek gericht werd te willen nagaan of er zich in den boedel bescheiden uit open bare archieven bevinden, met het aanbod van beschikbaarstelling van een deskundig ambtenaar om bij dit onderzoek behulpzaam te zijn. De jeugdige doctor moge het mij vergeven, dat de aankondiging van zijn proefschrift zoolang is uitgesteld, maar mogelijk doet het 133 hem genoegen te zien, dat het schrijven van dit proefschrift aan leiding heeft gegeven om de zaak van de particuliere archieven eens bijzonder naar voren te brengen. C. C. D. EBELL. Opvattingen omtrent nieuwe archieven in Duitschland. II. In mijn vorige beschouwingen over dit onderwerp (zie Ned. Archie venblad, no. 3/4, van 1931/1932, blz. 170 v.v.), heb ik bij de bespreking van de bijdrage in Archivstudien van Ernst Müsebeck enkele opmer kingen gemaakt over het vraagstuk van de vernietiging van archief stukken, een vraagstuk, dat de volle belangstelling van de archivarissen in Duitschland schijnt te hebben, getuige niet alleen de bijdragen in Archivstudien, doch ook b.v. in het Archivalische Zeitschrift, uitgegeven door Das Bayerische Hauptstaatsarchiv in München Dritte Folge, Achter Band, 1932). Het is zeker een vraagstuk van groote importantie, omdat de geweldige toeneming van archivalia werkelijk een veront rustend verschijnsel wordt voor hen die hebben te zorgen niet onder deze lawine van documenten te worden begraven, daarin orde te scheppen en het kaf van het koren te scheiden. Dit laatste is wel een van de moeilijkste problemen en daarom is er reden temeer om hiervoor een bevredigende oplossing te vinden. Met een bevredigende oplossing moeten wij voorloopig zeker tevreden zijn, want het is niet doenlijk om in den korten tijd dat het vraagstuk der vernietiging meer bepaaldelijk tot een onderwerp van studie is gemaakt, reeds een ideale oplossing te eischen. Zooals ik reeds in mijn vorige beschou wingen over dit onderwerp uiteen zette, kunnen wij, dank zij de samen werking van de verzorgers der oudere en nieuwere archieven, wat de gemeente-archieven hier te lande betreft voorloopig tevreden zijn. Toch ontbreekt er nog het een en ander aan de uitvoering van de voor de vernietiging gestelde regels voor deze archieven en de ge legenheid, die mij thans gegeven wordt bij de bespreking van de bijdrage van Georg Hermann Muller voor de Archivstudien, getiteld Das M a s s e n p r o b 1 e m in de S t a d t a r c h i v e n wil ik dan ook gaarne benutten hierover nog enkele beschouwingen te geven. Bij het vraagstuk van de vernietiging van archiefstukken komen twee belangrijke punten naar voren, en wel 1°. de aanwijzing van de stukken, welke voor vernietiging in aan merking komen; 2o. de practische uitvoerbaarheid van de vernietiging.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1933 | | pagina 25