In Memoriam Mr. J. A. G. Verspijck Mijnssen t 25 Maart 1933. 124 Mej. V. Commijs (II), te s-Gravenhage. Mej. S. M. C. Pippenghegen (II), te Hilversum. *Drs. A. Frank (II), te Amsterdam. Mr. H. Hardenberg (I), te 's-Gravenhage. *Mej. P. Beydals (II), te Delft. Mej. G. Brugmans (II), te Groningen. *J. P. van der Weele (II), te Rotterdam. 1933. Mej. A. H. M. Thorbecke (II), te 's-Gravenhage. *Dr. W. van Eeden (I), te Delft. Mej. C. U. E. Beverwijk (II), te 's-Gravenhage. RIJKSCOMMISSIE VOOR DE ARCHIEFEXAMENS. Mr. R. Bij Is ma (I), Algemeen Rijksarchivaris te 's-Gravenhage, Lid en Voorzitter; Prof. Dr. H. Brugmans, Hoogleeraar aan de Gemeente-Universiteit, te Amsterdam; Dr. N. Japikse, Directeur van het Kon. Huisarchief, te 's-Gravenhage; Prof. W. Nolet, R. K. Pastoor, te Amsterdam; Prof. Dr. O. Oppermann, Hoogleeraar aan de Rijks-Universiteit te Utrecht; Prof. Mr. R. F ruin (I), Oud-Algemeen Rijksarchivaris, te 's-Gravenhage, Leden. Het is mij eene behoefte in het Archievenblad eenige woorden te wijden aan de nagedachtenis van mr. J. A. G. Verspijck Mijnssen, die vele jaren (van 1921 tot 1932) als secretaris aan het Algemeen Rijksarchief verbonden is geweest, en met wien ik gedurende dien tijd dus ongeveer dagelijks in aanraking kwam. Ik heb hem toen leeren waardeeren om zijne bekwaamheden en om zijn karakter. Om zijne bekwaamheden: want mr. Verspijck Mijnssen was een voor treffelijk archivist en had daarvan al blijken gegeven, vóórdat hij bij het Algemeen Rijksarchief in dienst trad. Hij was nl. vóór dien reeds verscheidene jaren volontair aan die instelling geweest, en in dien tijd waren hem o.a. twee belangrijke verzamelingen ter inventariseering toevertrouwd geworden, nl. de collectie familiepapieren, door baron van Aerssen Beijeren van Voshol te Seville aan het Rijk eerst in be- 125 waring en later in eigendom overgedragen, waarvan de inventaris is afgedrukt in Verslagen omtrent 's Rijks Oude archieven, Bundel 1915, en de papieren, afkomstig van mr. Gijsbert Karel van Hogendorp (zie Bundel 1913). Het deed mij dan ook zeer leed, dat Verspijck Mijnssen, toen zich geene plaatsing voor hem aan het Algemeen Rijksarchief scheen voor te doen, in 1919 zich liet benoemen tot tijdelijk adjunct- directeur van het Penningkabinet. Hij zelf voelde zich daar ook niet op zijne plaats, en het was tot onze wederzijdsche voldoening, dat hij in 1920 als tijdelijk commies opnieuw bij het Algemeen Rijksarchief een werkkring aanvaardde, die 1 November 1921 door eene vaste aan stelling werd bevestigd, waarbij tevens de titel van secretaris van het Algemeen Rijksarchief voor hem werd vastgesteld. Deze functie onthief hem van het eigenlijke archivariswerk, en dat was inderdaad noodzakelijk, want hoewel Verspiick Mijnssen als archivist hooger stond dan menigeen, die met glans het examen voor archiefambtenaar eerste klasse had doorstaan, en hoewel zijne diktaten door bijkans alle candidaten voor het examen werden gebruikt, heeft hij zelf het examen nimmer afgelegdhij zag er te veel tegen op. Het is mij nooit mogen gelukken zijne bezwaren te overwinnen. Toch heb ik hem nadien wel inventariseeringswerk opgedragen. Hij is belast met de ordening der uitgebreide collectie Fagel en hij heeft daarvan het gedeelte, dat van den raadpensionaris Caspar Fagel afkomstig was, voltooid. De verzameling Fagel, die geweldig door elkaar lag, had zijne groote belangstelling, en hij heeft er met liefde in gewerkt; maar natuurlijk zijne werkzaamheden als secretaris gingen voor. Verspijck Mijnssen is de eerste secretaris van het Algemeen Rijksarchief geweest, en onder en door hem zijn de grenzen van de aan die functie verbonden werkzaamheden vastgesteld. Hij had feitelijk het oppertoezicht op den geheelen huishoudelijken dienst, met inbe grip van leeszaal, bibliotheek, binderij en photographisch atelier. Hij hield ook toezicht op de bedienden en boden, op de volontairs en op de archiefuitgaven. En in de wijze, waarop hij die omvang rijke taak uitoefende, gaf hij blijk van karaktereigenschappen, die hem bij uitnemendheid voor hare vervulling geschikt maakten. Het personeel van het Algemeen Rijksarchief bestaat uit den aard der zaak uit vogels van zeer diverse pluimage, en botsingen tusschen de verschillende ambtenaren en beambten konden niet uitblijven. Verspijck Mijnssen was degene, tot wien men zich met zijne klachten wendde; men wist, dat hij ze alle onderzocht, dat hij zich verplaatsen kon in den gedachtengang en in de gevoelens van anderen, en dat zijne uitspraak rechtvaardig en billijk was, zoodat men er zich zonder morren aan onderwierp. Als het noodig was, wist hij met gezag op

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1933 | | pagina 21