42 de daaruit voortgevloeide processen. Nog in 1841 waren bijna al deze protocollen in het bezit van mr. H. Raedt, advocaat fiscaal der domeinen, blijkens een 1 Sept. 1841 opgemaakte en door hem onderteekende lijst met vermelding van de jaren, waarover ze loopen. Op deze lijst ontbreken die van den hof Borne, maar er is aan toegevoegd een „register der huisgenoten, behorende onder den hof van de Prabsdij te Oldenzaal". Mr. Raedt is nalatig gebleven, deze protocollen weder aan het domeinbestuur of aan de rechtbank te Almelo terug te geven, en toen hij in 1855 stierf, werden ze publiek verkocht! Op bovengenoemde lijst van 1841 komt als no. 1 voor een „legerboek en register bevattende specificatie der goederen, behoo- reride onder den hof van Ootmarssum". Dit uiterst belangrijke hofboek waarvan de twee eerste bladzijden ontbreken werd in 1878 door bemiddeling van mr. R. E. Hattink, advocaat te Almelo, van een particulier aangekocht ten behoeve van het Rijksarchief en is in het bezit óf v.an den rentmeester van Twenthe óf van den hof meier van Ootmarsum geweest. Bij de instructie van 26 Augustus 1553 voor (ohan van Reede, rentmeester van Twenthe 2), werd hem n.l. opgedragen met behulp van de hofmeiers op te teekenen de goederen, erven, bosschen, etc., tot de verschillende hoven behoo- rende, de conditiën van het gebruik en de namen der occupateurs, hunne vrouwen en kinderen, met vermelding of zij hoorig waren of niet (artt. VIII en IX), terwijl art. X luidde: „Van welcke opteycken- ninghe zy drie registerboucken maecken zullen, daervan die meyers elcxs van de zynen een hebben ende houden zal, die rentmL eene ende die luyden van de rekeninge in Hollandt een van al den upscry- vingen". Het register zal dus omstreeks 1554 opgemaakt zijn. Een tweede volledig exemplaar van dit hofboek berust reeds meer dan drie eeuwen in het oud-provinciaal archief; het is blijkens het eerste blad door den hofmeier van Ootmarsum Johan Huesken, opgemaakt ten behoeve van de Hollandsche rekenkamer te 's-Gra- venhage, die tijdens Karel V belast was met het afhooren der reke ningen van de Overijselsche rentmeesters en is door de Staten van Overijsel reeds in 1613 uit de Hollandsche rekenkamer in bruikleen ontvangen blijkens een nog bewaard gebleven copie van het regu. Het wordt daarop als volgt beschreven„Item noch een register geïntituleert Hoffboucken van de landerijen ende houven in der 43 Twenthe, ende namentlic onder Oetmerssen, groot CLXV beschreven bladeren Het bestaan van een derde exemplaar is niet bekend. De vraag, of ook de andere hofmeiers zich zoo consciëntieus van hun taak hebben gekweten als die van den hof Ootmarsum kan niet worden beantwoord, aangezien van het bestaan van dergelijke hofboeken mij niets gebleken is, met uitzondering alleen van den hof Oldenzaal, waarvan een eenigszins geschonden exemplaar, eveneens uit de 16e eeuw dateerende, in de Rijksarchiefbewaarplaats aanwezig is, afkomstig van de in 1632 uit de Rekenkamer van Roermond naar Overijsel overgebrachte registers en rekeningen. Vermoedelijk is het dus het exemplaar van den Spaanschen rentmeester Roelof Bitter, die bij den opstand tegen Spanje aan 's Konings zijde gebleven is en die zijn rekeningen door de Rekenkamer te Roermond liet afhooren.2) Van de op de lijst van 1841 vermelde hofprotocollen zijn voorts slechts een drietal in het Rijksarchief terecht gekomen. Mr. Hattink schonk in 1885 het protocol van den hof Ootmarsum over de jaren 1618 1633 benevens een protocol van den hof Oldenzaal over de jaren 1746—1807 3), beide door hen uit de nalatenschap van mr. Raedt bij de publieke veiling in 1855 aangekocht,4) terwijl een protocol van den hof Ootmarsum over de jaren 1740-1792, dat in het stads archief van Ootmarsum was terecht gekomen, in 1896 door B. en W. werd overgedragen aan het Rijksarchief. De overige protocollen gingen meerendeels verloren, doch enkele kwamen successievelijk in het bezit van den voor eenige jaren overleden historicus C. J. Snuif te Enschede, wiens erfgenamen thans nog in het bezit van dezelve zijn, n.l. 2 protocollen van den hof Weddehoen, 3 van den hof Delden en I van den hof Oldenzaal. Bij zijn laatste bezoek aan het Rijks archief in Overijsel deed de heer Snuif die steeds op onbaat zuchtige wijze de door hem opgespoorde archivalia van eenig belang, na gebruik, aan het Rijksarchief placht af te staan mij nog de toezegging, de in zijn bezit zijnde hofboeken aan het Rijksarchief in Overijsel te zullen schenken. Helaas heeft zijn al te spoedig gevolgd overlijden de uitvoering van dit voornemen verhinderd. Vele jaren geleden had hij reeds aan dit voornemen gevolg willen geven, maar de toenmalige Deze lijst thans in het Rijksarchief in Overijssel (Aanwinsten 1885). 2) Zie deze instructie in Overijselsche rekeningen en andere stukken, afkomstig uit de Hollandsche rekenkamer, 1528—1581, invent, no. 224, fol. 120 verso. (Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven, 1923, deel II), In den Inventaris van de in de voorgaande noot vermelde Overijselsche reke ningen en andere stukken, afkomstig uit de Hollandsche rekenkamer, 1528—1581, wordt dit hofboek evenwel niet vermeld. 2) Zie de inventaris van Het z.g. Spaansch archief in Verslagen omtrent 's Rijks oude archieven, 1924, deel II. Het hofboek wordt op dezen inventaris echter niet vermeld. 3) Dit deel is gepagineerd 87 296 en heeft blijkbaar deel uitgemaakt van het protocol over de jaren 1721 —1807, vermeld op de iijst van 1841 het eerste gedeelte is er op zichtbaar ruwe wijze afgesneden. 4) Zie de correspondentie van den Rijksarchivaris in Overijsel, uitgaande brieven 8 )uli 1885.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1933 | | pagina 27