14 aanhalen of op de onjuistheden de aandacht vestigen. Maar gesteld al, dat ik enkele onjuistheden had opgemerkt, op de details kwam het mij niet aan, maar op den geest, die uit de woorden van het thans ontslapen kamerlid sprak. Die geest was de echte geest van dr. De Visser, die hart had voor de archieven en dat gedurende zijn ministerschap en zijn kamerlidmaatschap herhaaldelijk heeft getoond. Een onzer oudste leden is ons ontvallen in prof. Heeres, die vele jaren werkzaam is geweest aan de koloniale afdeeling van het Alge meen Rijksarchief, totdat hij als hoogleeraar naar de Indische inrichting te Delft werd geroepen, na welker opheffing hij naar Leiden werd verplaatst. Hij en ik, wij waren ongeveer tegelijk bij het archiefwezen aangesteld, hij in den Haag en ik te Utrecht en ik herinner mij nog, dat wij bij den eersten maaltijd, dien wij als lid dezer vereeniging medemaakten, naast elkander zaten en tegen elkander van de voor rechten, aan onze nieuwe betrekkingen verbonden, hoog opgaven- Heeres is de man geweest, die den stoot tot het tot stand komen der Handleiding gegeven heeft. Het was in dien tijd de gewoonte, dat op de jaarlijksche vergaderingen van onze vereeniging stellingen over onderwerpen op archiefgebied werden verdedigd en bestreden. Op den duur ging dat den leden vervelen en Heeres, die dat inzag, wist zijn voorstel te doen aannemen, om niet telkens eenige stellingen te behandelen, maar om eene commissie van drie leden te belasten met het uitvoeren van een volledig stel stellingen, die de geheele archiefordening zouden behandelen en die dan later desgewenscht aan de goedkeuring der ledenvergadering konden worden onderworpen. Er is toen eene commissie gevormd, wier werk in de Handleiding is neergelegd. Toen door de Vereeniging besloten was bij de Regeering het ontwerp eener archiefwet in te dienen en met het samenstellen van dat ontwerp eene commissie van vijf leden te belasten, was Heeres een dier vijf, hoewel hij toen reeds hoogleeraar en buitengewoon lid der Vereeniging was. Ons overleden medelid heeft zich dus tegen over onze Vereeniging zeer verdienstelijk gemaakt en zijne nagedach tenis zal bij ons in eere blijven. Korter kan ik zijn over den overleden oud-archivaris der gemeente Zutphen, Gimberg, niet slechts omdat hij bij zijn overlijden geen lid meer onzer Vereeniging was, maar ook omdat hij in het /\tchievenblad reeds herdacht is door den heer Martens, die hem beter kende dan ik. Nog minder kan ik U zeggen van den heer Rahms, archivaris der gemeente Oudewater, die, evenals de heer Gimberg trouwens, zich uitsluitend met de geschiedenis zijner eigene gemeente heeft bezig gehouden en bovendien geen lid onzer vereeniging is geweest. 15 Al die heeren hadden op het gebied van het archiefwezen hunne eigene verdiensten. De heer Rahms is vrij spoedig vervangen door mej. Dra M. A. C. M. van Hattum, die reeds eenigen tijd vroeger tot archivaris van de gemeente Gouda was aangesteld, waardoor aan de te langdurige vacature, ontstaan door het ontslag van den heer dr. Huges in 1911, een einde gekomen is. Eene tweede benoeming, waarop hier de aandacht moet worden gevestigd, is die van inr. Fockema Andreae tot archivaris van het Hoogheemraadschap Rijnland, waarmede ik den benoemde, die zelf een tegenstander van de aanstelling van waterschapsarchivarissen is, niet durf geluk wenschen. Ik kan alleen verklaren, dat bijzondere en tijdelijke omstandigheden deze benoeming wenschelijk hebben doen achten. Mej. Ruys heeft de plaats van mej. Chavannes bij het archief van Delfland ingenomen. Reeds het vorige jaar heb ik den heer Boogmans als archivaris van het bisdom Haarlem in onzen kring welkom geheeten. Sedert is het archiefgebouw van het bisdom gereed gekomen en plechtig in gewijd en daarmede de heer Boogmans in het bezit gesteld van zijn belangrijkste utensilia. Ons medelid dr. Heeringa is benoemd tot officier in de orde van Oranje-Nassau. Daar de toekenning van eene diergelijke onderschei ding in onzen kring eene zeldzaamheid is, mogen wij onzen ambt genoot er wel dubbel mede gelukwenschen. Als nieuwe leden zijn tot onze vereeniging toegetreden de Dames J. H. Fockema Andreae en A. J. Maris te Arnhem, S. van Zanten Jut, L. j. Ruys en M. A. P. Roelofsz in den Haag en de heeren J. G. Avis en j. Beiierman te Utrecht, A. v. D. Minne, S. Hart en A. Frank te Amsterdam, A. R. M. Mommers en W. j. M. Buch te 's-Hertogenbosch, H. L. Hommes te Groningen en H. Hardenberg te 's-Gravenhage. Ik roep hun allen een hartelijk welkom toe. Bevorderd zijn tot Hoofdcommies de heeren Driessen, tot dusverre commies aan het Rijksarchief in Gelderland, mr. Dumoulin, tot dus verre commies aan dat in Noord-Brabant, Lonsain, tot dusverre commies aan dat in Groningen, dr. Van de Ven, archiefambtenaar in dienst der provincie Gelderland, en tot commies de heer Kruyff, tot dusverre adjunct-commies aan het Rijksarchief in Noord-Brabant. Bedankt als lid onzer vereeniging heeft de heer Murray Bakker, oud-archivaris der gemeente Zaandam. Als ik nu nog heb vermeld, dat op de lijst van instellingen, aan welke de archiefbeheerders zonder machtiging van hooger hand te

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1933 | | pagina 13