152 Prof. Fruin gebruikt in zijne toelichting op het Kon. Besluit van 2 Sept. 1929 (Stbl. 552), dat de verschillende soorten bescheiden opsomt, die in eene rijksarchiefbewaarplaats kunnen voorkomen, waar hij van het geheel van dergelijke documenten spreekt, het woord collectie, maar even later het woord verzameling. Het zelfde is het geval, waar in moderne archiefinventarissen, zonder dat ik daarbij verder namen behoef te noemen, van dergelijke stukken sprake is. Door elkander en, voor zoover ik kan nagaan, zonder opzet of zonder voorkeur voor het eene of voor het andere woord, worden de termen collectie en verzameling gebruikt1). Men moet dit geval, waarbij stukken, geen archiefstukken zijnde, dus documenten in verband gebracht worden, wel onderscheiden van het andere, waarbij eene dergelijke groep of verband, hoe dan ook te noemen, of een archief, dat immers ook een verband van stukken is, weder met dergelijke verbanden of groepen nader gecom bineerd worden. Men heeft bijv. in zijne bewaarplaats de historische documenten van A, maar ook die van B, C en D en wenscht die tot eene groep, waarin alle dergelijke historische documenten, te combi neeren. Theoretisch staat dit gelijk met het combineeren van een aantal gelijksoortige archieven, bijv. die der schepenbanken. In beide gevallen immers is geen organisch verband aanwezig, doch wordt een kunstmatig gemaakt, zelfs indien men dit verband op de woorden of de strekking van een wet of besluit zou willen gronden. Indien men nagaat, hetgeen hieromtrent aan vaktermen te vinden is, valt eerst het oog op art. 3 van het Kon. Besluit van 14 Januari 1920 (Stbl. 33), betreffende de toegankelijkheid en het gebruik der Rijksarchieven, waarin van verzameling gesproken wordt, als zijnde het geheel van alle in eene bewaarplaats berustende stukken. De archivarissen zelve blijken hierin doorgaans eenstemmig. Afgezien van mr. Muller, die in zijn inventaris van het stedelijk archief van Utrecht, deel IV, van complexen spreekt en zonder overigens namen te noemen, worden ook in dit geval de termen collectie en verza meling dooreen en blijkbaar zonder voorkeur gebruikt. Het komt mij voor, dat het nuttig is voor elk der beide begrip pen een eigen vakterm in gebruik te nemen. Noodzakelijk lijkt mij dit zelfs toe in een schema van den inhoud der archiefbewaarplaats. 153 Ik zou daarbij het woord collectie, dat van vreemden oorsprong is, als het ware een dood woord en dus meer geëigend om een scherp te omschrijven begrip voor goed aan te duiden, willen reserveeren voor het geheel van een aantal bescheiden, geene archiefstukken zijnde, en dit opzettelijk in tegenstelling met den term a r c h i e f. Het woord verzameling, als zijnde algemeener gebruikt en wellicht meer onderhevig aan het gevaar van begripsverwarring, zou als vak term kunnen dienen voor ieder geheel, samengesteld uit archieven of collecties, als hoedanig het, zooals gezegd, ook in de wet aan getroffen wordt Ten slotte zou ik hieraan nog eene in het verband met dit artikel slechts zijdelings passende uitweiding willen verbinden over de toe passing der bovengenoemde voorgestelde termen archief en col lectie. Of een in een archiefbewaarplaats bewaard stuk tot een archief dan wel tot eene collectie behoort, hangt niet alleen af van de vraag, of het een archiefstuk in den zin van 1 der Handleiding is, maar ook, of het archief, waartoe het behoort, in de bedoelde bewaarplaats aanwezig is. Het archief van den Raad van State der Vereenigde Nederlanden, om een voorbeeld te noemen, berust in het Algemeen Rijksarchief, maar de exemplaren voor dien Raad der rekeningen der landsontvangers en -rentmeesters binnen het gebied der provincie Noordbrabant, zijn reeds vóór jaren, toen men nog zoo nauw niet zag, aan de archiefbewaarplaats in Noordbrabant in bewa ring gegeven en daar tot den huidigen dag gebleven. De parochiale archieven in Noordbrabant, om een ander voorbeeld te noemen, be rusten bij de pastoors, maar deelen daarvan, de doop- en trouwboeken vóór 1811, zijn thans, krachtens Kon. Besluit, in de Rijksarchiefbewaar plaats opgenomen. Zoowel de bedoelde rekeningen als de doop- en trouwboeken, hoewel archiefstukken, maken in dit geval uit het oog punt van den Rijksarchiefbeheerder in Noordbrabant geen deel van een archief uit. Een archief, als zijnde een geheel, kan slechts op ééne plaats aanwezig zijn, op die plaats namelijk, welke daarvoor aangewezen is, hetgeen in deze gevallen met de Rijksarchiefbewaar plaats niet het geval is. Daarom kunnen bedoelde stukken ook niet geacht worden het geheel te vertegenwoordigen in den zin van 1 der Handleiding. In het gegeven geval zijn het slechts documenten en behooren zij tot collecties vereenigd te worden. Mogelijk is het opzettelijk, dat in den bladwijzer der voorgaande Rijksarchief verslagen en van de Inventarissen van Rijks- en andere archieven, deel 1 en II, jaren 1928 en 1929, steeds van verzameling gesproken wordt. Daartegen dient opge merkt, dat in die bladwijzers geen onderscheid gemaakt wordt, of de bedoelde verza meling archief- dan wel andere stukken bevat, m. a. w. dat hieraan vermoedelijk geene archivistieke bedoeling ten grondslag ligt. Daarentegen maak ik reeds sedert jaren een opzettelijk gebruik van het woord collectie. 's-Hertogenbosch. J. P. W. A. SMIT. Het woord fonds, dat ik hiervoor ook wel heb hooren gebruiken, komt mij minder bruikbaar voor, omdat het in den engsten zin gelijkwaardig is met archief en in de laatste beteekenis in de archivistiek een bijzonderen klank verkregen heeft.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1932 | | pagina 9