144 organisatie, is dit volgens hun meening ook niet noodig. Zij schrijven deze indeeling alleen binnen zekere grenzen voor bij stukken, waarvan de oorspronkelijke rangschikking niet kan worden vastgesteld. Rekening houdend met de Zweedsche toestanden, mogen hier onder enkele grondbeginselen voor het rangschikken van een archief volgen. Het is duidelijk, dat een indeeling naar de onderwerpen kan worden gedacht te betreffen alle series van een archief als een samenhangend geheel, of slechts bepaalde series, elk voor zich of twee of meer samengenomen. -Betreffende het reeds aanwezige materiaal in een archief kan de voornaamste richtlijn, een nauwgezet doorgevoerd dossierstelsel, nauwelijks worden gevolgd. Daartegen bestaan bezwaren door de wijze van administratie bij de overheids lichamen en van inbinden der archiefstukken. Het spreekt vanzelf, dat waar in een dergelijk archief series van in volgorde geschreven brieven of minuten aanwezig zijn, deze onveranderd moeten worden bijgehouden. Als regel geldt hetzelfde, wanneer in de onderscheidene, tot een archief behoorende brieven verschillende onderwerpen worden behandeldin elk geval, dat dit voor een tijdperk een meer algemeene handelwijze is, is het het meest doeltreffend deze brieven tezamen te houden. Zijn daarentegen deze soort brieven gering in aantal, dan kunnen deze óf worden bijeengehouden als een zelfstandige groep, met verdeeling van de overige brieven over de onderscheidene groepen naar het onderwerp, óf ook alle worden verdeeld met aangeven van aanwijzingen in de 145 afzonderlijke gevallen. Kostbare banden, die een tijdskarakter aan geven, dwingen tot het seriesysteemin andere gevallen diende dikwijls een verdeeling der stukken naar het onderwerp, met uiteen- nemen der banden, te kunnen plaats hebben. Bepaalde archieven en bepaalde series in een bestaand archief zijn meer geschikt om naar het onderwerp te worden ingedeeld dan andere. In de archieven van de administratieve overheidslichamen kan dientengevolge dit stelsel met meer succes worden toegepast dan in die van een gerechtshof. Het stelsel heeft zijn vanzelfsprekende plaats op een bureau van den aard als het „Kammerkollege'', waarvan het werk meer van controleerenden aard is. Met succes kan het klaarblijkelijk worden toegepast bijv. in de Zweedsche departementen bij de welhaast onoverzichtelijke chronologische series van stukken betreffende de protocollen der staatssecretarieën en de stukken betreffende den regeeringsraad. Het stelsel leent zich buitengewoon goed voor een groot gedeelte der stukken in het archief van een gouverneur en voor het archief van een griffie bijv. voor rekwesten van particulieren. Het best kunnen de groep'en in bepaalde gevallen worden gerangschikt topografisch of alfabetisch, daarna volgt de chronologische rangschikking. Het hierboven ontwikkelde stelsel wijkt in een onderdeel af van dat der Nederlanders. Zooals wij gezien hebben, hebben deze de stelling verkondigd, dat de losse stukken moeten worden gerangschikt in strenge overeenstemming met de hoofdseries, waartoe zij behooren; bijv. minuten en brieven in chronologische volgorde, voor het geval chronologisch bijgehouden minuut- en brievenboeken, waarin zij zijn ingeschreven, aanwezig zijn. Volgens het stelsel van rangschikken, dat hier is aangegeven, blijkt de regel beter geformu leerd te kunnen worden juist tegenovergesteld: bij het rangschikken van losse stukken, die aansluiten aan een hoofdserie, moet steeds in overweging worden genomen, in hoeverre deze niet op doeltreffende wijze in de eerste plaats kunnen worden gerangschikt op een andere wijze dan volgens hun chronologisch bijgehouden hoofdseries, naar het onderwerp, dan wel topografisch of alfabetisch. Nemen wij een voorbeeld. De aanwinsten worden in Zweden in chronologische volg orde geboekt in daarvoor aangelegde lijsten. Deze sluiten aan bij de aanwinst-bewijsstukken, waarop deze lijsten zijn gegrond en die volgens De verklaring voor het algemeene standpunt der Nederlanders schijnt, behalve in wat hier in het vorige is aangevoerd, te liggen eensdeels in een doctrinairen eisch tot volledige consekwentie bij de toepassing van een rangschikkingsstelsel, anderdeels in de groote hoeveelheden ingebonden stukken in een Nederlandsch archief, die gewoonlijk 9/10 van den inhoud uitmaken. Onder dergelijke omstandigheden achten zij het niet mogelijk om de geheele organisatie van het archief te vernietigen om deze consekwent door een andere te vervangen en besluiten „Het is dus niet zoozeer de groote voorliefde voor dit stelsel, die ons aanleiding geeft dit voor te schrijven, als wel de overtuiging, dat de archivaris, die tevoren zijn plan wèl overwogen heeft en dit in alle opzichten nauwgezet wil doorvoeren, eenvoudig zal worden gedwongen het onze aan te nemen (MULLER, FEITH en FRUIN a. w. par. 15, blz. 28 - 29). Dat noodzaak het leidende uitgangspunt is geweest van de schrijvers om de oorspronkelijke rangschikkingen te nemen als baanbrekend beginsel, blijkt verder zeer duidelijk uit een in 1914 geschreven artikel van een der samenstellers, MULLER, in het Ned. Archievenblad, jaargang 23^ (1914 15) blz. 171, e. v. „Het z.g. decimale stelsel van archief ordening waarin hij niet langer aarzelt om in het algemeen de invoering van een nauwgezet doorgevoerd dossierstelsel voor te schrijven voor de in staat van wording zijnde archieven, en tegelijkertijd met groote beslistheid elke poging ontraadt om de oudere archieven met dit stelsel als grondgedachte te vervormen. Voor het dossier stelsel in de in staat van wording zijnde archieven pleit ook P. NOORDENBOS, Oude en Nieuwe Archieven (Ibid, jaarg. 35, 1927-1928, blz. 111-117). Wat betreft de oudere archieven is ook voor hem de Handleiding de regel, waarop geen uitzon dering wordt toegelaten. In enkele gevallen is in een departement de praktische noodzaak bij de behandeling van aangelegenheden aanleiding geweest, om uit overigens onaangebroken series van aktestukken een groep naar het onderwerp te lichten en hiervan een eigen onderafdeeling te vormen, bijv. in het departement van eeredienst de akten betreffende de tractementen bij den eeredienst.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1932 | | pagina 5