216
Over de regestenlijst kan ik na alles wat ik gemeend heb, naar
aanleiding van den inventaris te moeten opmerken, niet meer uit
weiden. Het is bovendien moeilijk, op de mérites eener regestenlijst
in te gaan zonder vergelijking met de oorspronkelijke stukken, wat
natuurlijk niet op mijn weg lag. Deze regestenvervaardiger is niet
de eerste, die zijn regesten onduidelijk maakt door al te veel latijnsche
en oud-nederiandsche woorden onvertaald te laten. Erger is, dat ik
er mij in een aantal gevallen, waarin ik dit zonder vergelijking met
den oorspronkelijken tekst heb kunnen doen, van heb kunnen over
tuigen, dat eigennamen en plaatsnamen zijn verhaspeld. In dit opzicht
zij men zeer voorzichtig zoowel met de regestenlijst als met den
inventaris, waaruit ik reeds enkele voorbeelden van dergelijke fouten
ten beste gaf. Ook de omschrijving van de handeling, waarom het
in de oorkonde gaat, is hier en daar niet of niet voldoende duidelijk.
Wat de dateering betreft, ik mis toelichtende noten, wanneer deze
op grond van niet uit het regest blijkende gegevens is bepaald (zie
22, 23 en meer andere). Bij regest 24a heb ik geen correspondeerend
inventarisnummer gevonden. Aan den voet van tal van regesten zijn
als exemplaren van de beschreven oorkonde vermeld afschriften, die
niet in dit archief bewaard zijn; onnoodig te zeggen, dat dit slechts
in noten had kunnen geschieden, aangezien de regesten zelve uit
sluitend op werkelijk aanwezige stukken betrekking behooren te hebben.
De index, die het geheel besluit, is niet volledig, aangezien alleen
de regestenlijst is geïndiceerd, van den inventaris slechts die nummers,
waarvan geen regesten zijn gemaakt (zie de mededeeling aan het
hoofd). Bij een inventaris, waarin zoo weinig op het verband van de
stukken is gelet als in dezen, is die onvolledigheid bijzonder hinderlijk.
Bovendien is deze klapper zeer slordig bewerkt. Men behoeft er niet
lang op te turen om te zien, dat de alfabetische volgorde niet be
hoorlijk in acht is genomen. Een bezwaar is ook, dat bekende namen,
zoowel van plaatsen als van personen, die natuurlijk veelal in ver
schillende spelling voorkomen, in de meeste gevallen niet bij elkaar
zijn gevoegd, doch op uiteenloopende plaatsen in den index voor
komen. Ik wijs slechts op den naam van het geslacht Van Oldeneel,
voorkomende onder Aldenyell en Oldennyell, op de namen van drie
thans nog onder die namen bekende buurschappen in Gelderland,
waar het klooster goed had: Aard, Bergeren en Dommer; zij komen
voor resp. onder Aarde en Arde, Barcheren en Bergeren, Dommeren
en Dummeren. Ermegardis vindt men onder E, Irmigardis onder I. Enz.
De namen, aanvangende met Ph, zijn onder de P geindiceerd, terwijl
bijv. Alpharde geïndiceerd is als Alfarde. Twee Christina's staan onder
de K, ééne onder de C. Onbegrijpelijk is, dat iemand, die zich met
217
de kloostergeschiedenis bezig houdt, het Bethlehemsche klooster,
waarvan de proost voorkomt in een charter van 1320, onder Zutphen
kan indiceeren.
Ik heb gemeend, tegen mijn gewoonte van dit werk een gedetail
leerde aankondiging te moeten geven, die zoo breedvoerig is ge
worden, dat er meer plaats door wordt ingenomen dan het Archievenblad
in den regel voor zoo n aankondiging beschikbaar kan stellen. Inder
daad geldt het hier (gelukkig!) een uitzonderingsgeval. We mogen
het al eens onder elkaar niet eens zijn over het systeem, bij het
ordenen en beschrijven van een of ander archief gevolgd, er moge
weieens volontairswerk in druk zijn verschenen, dat in de details niet
zoo behoorlijk verzorgd was als wij dit zouden hebben gewenscht,
over het algemeen mogen toch de uitgaven onzer Rijksarchieven (en
die van vele Gemeentearchieven) er zijn. Dit werk daarentegen had
nu eens niet voor uitgave van Rijkswege in aanmerking mogen komen.
Het is mijn bedoeling geweest, in ons vakblad aan deze mijn meening,
met eenige redenen omkleed, uiting te geven. m-r-Mc
MAR 1 ENb.
Inventaire des Archives des Chambres des Comptes. Série des
registres (comptes)Tome sixième par Hubert Nélis. Biuxelles 1931.
Deze inventaris van den bekenden archivaris aan het Algemeen
Rijksarchief te Brussel is het supplement van den monumentalen inven
taris der archieven van de Chambres des Comptes in het Brusselsche
archief, waarvan de vijf deelen in de jaren 1837—1879 van de handen
van Gachard en A. Pinchart verschenen zijn. Hij sluit zich hierbij,
zoowel naar het uiterlijk het groot kwarto formaat als naar
de wijze, waarop de stof ingedeeld is, aan. Wij vinden derhalve in
dit deel vereenigd alle registers en rekeningen, welke sedert het
verschijnen der onderscheiden deelen in 1837, 1845, 1851, 1865 en
1879 aan den dag gekomen zijn; een groot gedeelte hiervan was
reeds lang beschreven bij den dood van Pinchart in 1884 bevatte
een supplementinventaris in handschrift reeds bijna 4000 nummers
maar meer dan duizend nummers zijn eerst sedert dien geïnventariseerd.
De beteekenis van den inventaris blijkt wel hieruit, dat aan bijna
elk hoofdstuk van den inventaris b.v. de afdeelingen cartularia,
generale registers, rekeningen van het huis der verschillende vorsten,
van de generale ontvangsten, van de domeinen, beden en munt,
van de confiscatiën, van de justitieele ambtenaren enz., belangrijke
registers uit de 14e en 15e eeuw toegevoegd zijn.
Voor de Noord-Nederlandsche locale geschiedvorsching signaleeren
wij o.a. rekeningen van de Celdersche hertogen uit de 13e en 14e